Het wilde zuiden

Het wilde zuidenNa een leuke tijd in Zambia, trekken we weer verder en steken we vandaag bij de Victoriawatervallen de grens over naar Zimbabwe. Na het afronden van de grensformaliteiten aan de Zambiaanse kant rijden we via de oude spoorbrug over de gorge naar het buurland. Vanaf de brug vangen we nog net een glimp op van de spectaculaire watervallen voordat we door de nevel niets meer kunnen zien door onze zonnebrillen. Het papierwerk in Zimbabwe duurt een stuk langer, maar na een uur hebben we ook hier alle stempels die we nodig hebben. We kunnen op pad.

Aan de grens vullen we niet alleen onze motoren met benzine, maar ook onze geldbuidels met Amerikaanse dollars. Zimbabwe is recent overgestapt op de Amerikaanse munteenheid omdat de Zimbabwaanse dollar niets meer waard was. Voor een brood moest je maar liefst een paar miljoen neerleggen! Wij kunnen de Amerikaanse dollars goed gebruiken, want die worden bijna overal geaccepteerd. Zelfs door de Tanzaniaanse politie. Erg handig dat ze hier gewoon uit de pinautomaat komen.

Het wilde zuidenHoewel we van andere toeristen goede dingen over Zimbabwe hebben gehoord, beperken we ons bezoek aan dit land tot twee dagen kilometers maken over de doorgaande snelweg. Dit geeft ons daarna meer tijd om door Zuid-Afrika te reizen voordat we neerstrijken op de camping bij Kaapstad (als de eigenaren van de camping op vakantie gaan). We laten de hotels en souvenirwinkels bij Victoria Falls achter ons en rijden vrijwel direct weer in de Afrikaanse bush. Zo ver als we kunnen kijken, zien we een dichtbegroeid bos waar een lange rechte asfaltweg doorheen loopt. Langs de weg staan waarschuwingsborden voor olifanten, antilopen en zelfs wilde honden, maar vandaag hebben we geen tijd om te zoeken naar wilde dieren. We rijden met het verstand op nul, de muziek op tien en met een flinke snelheid verder naar het zuiden.

We zien de hele dag nauwelijks mensen, vee, dorpjes of ander verkeer, maar dat verandert abrupt als we aan het eind van de dag Bulawayo in rijden. Het is een grote stad met maar liefst vier miljoen inwoners. We rijden ineens tussen hoge flatgebouwen, langs prachtige woonwijken en door drukke winkelstraten. Wat een verschil! We kamperen op een camping in het centrum en stappen de volgend ochtend alweer vroeg op voor weer een lange tocht richting het zuiden. En zo abrupt als de stad begon, eindigt deze ook. We zijn nog geen 15 minuten onderweg als we weer door het bos rijden. In de wijde omtrek zijn geen mensen of dieren te bekennen. Heel bijzonder.

Het wilde zuidenEr zijn bijna geen tankstations langs de route en als die er al zijn hebben ze niet altijd benzine. We gebruiken de ’vullen-waar-het-kan-methode’, ook al hebben we soms maar 5 liter per motor nodig. Maar ook nu halen we in Zimbabwe niet altijd het volgende tankstation en moeten we onderweg meerdere keren bijvullen uit onze reservetanks.

Aan het begin van de middag komen we aan in Beitbridge bij de grens met Zuid-Afrika. We moeten daar eerst onze stempels halen aan de Zimbabwaanse kant. Het is druk en er staan lange rijen voor de loketten. Het is ook niet direct duidelijk waar we moeten zijn en welke documenten ze van ons willen zien. We sluiten aan in één van de rijen, maar worden bij het loket terug gestuurd met een formulier dat we moeten invullen voordat er stempels worden gezet. We krijgen uiteindelijk bij het eerste loket een stempel in ons paspoort en bij het tweede een stempel in onze carnets. Bij het derde loket betalen we belasting, waarna we met het bonnetje bij het vierde loket nog een stempel van de politie krijgen. Het duurt alweer best lang, maar we hadden al verwacht dat de Zimbabwaanse kant niet zo snel zou gaan. In Zuid-Afrika zal het allemaal wel een stuk efficiënter verlopen.

Het wilde zuidenWe rijden Zimbabwe uit en een paar honderd meter verder aan de Zuid-Afrikaanse kant rijden we het parkeerterrein op. Tot onze verbazing is het aan deze kant van de grens nog veel drukker. Met onze papieren in de hand zoeken we naar het juiste loket tot we erachter komen dat we niet ìn het gebouw moeten zijn, maar bij de noodlokalen daarbuiten. Het is bij deze grensovergang kennelijk erg druk met immigranten die vanuit de omliggende landen naar Zuid-Afrika komen op zoek naar een baan. Er staan tenminste 100 mensen in lange rijen te wachten voor de loketten.  Aan de gezichtsuitdrukking van de wachtenden is te zien dat ze hier al een poosje staan. We sluiten aan in één van de rijen en schuifelen voetje voor voetje naar voren totdat ons loket met een klap dicht gaat. Om ons heen beginnen mensen onrustig te mopperen. Het heeft geen zin om in een andere rij aan te sluiten, want die zijn nog veel langer dus we blijven net als de mensen voor ons gewoon op onze plek staan. Na ruim een kwartier gaat het loket weer open. De dame achter de balie veegt haar mond nog eens af en lijkt zichtbaar te hebben genoten van een late lunch. De rij begint weer langzaam naar voren te schuifelen.

Het wilde zuidenAan het loket zien we verschillende mensen een geel formuliertje inleveren. Het blijkt een document te zijn dat je moet inleveren als je met een eigen voertuig de grens oversteekt. Die hebben wij dus ook nodig. Om te voorkomen dat we bij het loket worden weggestuurd vanwege het ontbreken van dat gele papiertje, volg ik het voorbeeld van anderen en loop ik brutaal naar het begin van de rij om aan het loket wat formuliertjes te vragen. De dame neemt rustig de tijd om de formulieren voor me te pakken, waarna ze zich weer richt tot de eerstvolgende klant. Geen wonder dat het hier zo lang duurt. Na meer dan een uur zijn we eindelijk aan de beurt en krijgen we stempels in ons paspoort.

Nu moeten we alleen de motoren nog invoeren. Terwijl we teruglopen naar het douanekantoor, zien we hoe een man rondjes loopt om onze motoren en vanuit iedere hoek foto’s maakt met zijn telefoon. We stappen op hem af en maken kennis met John uit Johannesburg. Hij is nu op zakenreis, maar heeft eerder veel op de motor door Zuidelijk Afrika gereisd. We maken een praatje over de motoren, over onze reis en over de plekken die we in Zuid-Afrika willen bezoeken. Hij schrikt als hij hoort dat we naar Johannesburg willen gaan en raadt ons af om die kant op te komen. Het zou te gevaarlijk zijn voor toeristen. We hadden eerder al geruchten gehoord over Johannesburg, maar hadden dat met een flinke korrel zout aangehoord. In ’Nairobbery’ hebben we ook een hele leuke tijd gehad, dus hoe erg kan Johannesburg nou zijn? Maar zodra we daar over beginnen, drukt hij ons op het hart dat het echt niet veilig is. Hij geeft ons zijn visitekaartje. Als we dan zo nodig naar Johannesburg willen, kunnen we bij hem verblijven. Volgens hem veel veiliger dan zomaar ergens in een hotel.

Het wilde zuidenZodra hij in de gaten heeft dat we nog niet al onze stempels hebben, neemt hij ons op sleeptouw naar het juiste loket, waar hij ervoor zorgt dat onze carnets binnen vijf minuten gestempeld worden. Nadat hij ons nog een keer op het hart heeft gedrukt dat we niet naar Johannesburg moeten gaan, zeggen we gedag en stappen we aan het eind van de middag weer op de motor.
Nog een beetje beduusd van de dringende waarschuwingen van John rijden we Zuid-Afrika in. We hadden al wel gehoord over de misdaad in Zuid-Afrika, maar zo erg zal het hier toch niet zijn? Je zou zeggen dat we al heel wat gevaarlijkere plekken achter de rug hebben.

Terwijl we over de snelweg richting Musina rijden, staan langs de kant van de weg bordjes met de tekst; “High crime zone. Do not stop!”. De waarschuwing wordt om de paar kilometer herhaald. Ik krijg er een beetje een onbestemd gevoel van, dit hebben we in heel Afrika nog niet eerder gezien. We rijden in één ruk naar het centrum van Musina om daar op zoek te gaan naar een overnachtigsplek. Zelfs als we de stadskern van Musina binnenrijden worden we gewaarschuwd om vooral niet te stoppen vanwege het risico om te worden overvallen. Wat is dit voor ongein? We zullen toch echt moeten stoppen om bij één van de hotels een slaapplaats te vinden. En dat laatste blijkt minder eenvoudig dan we dachten. De hotels waar we aankloppen zijn erg duur, vol of hebben geen veilige parkeerplaats. Hoewel we wel vaker moeten zoeken, levert de zoektocht deze keer flink wat stress op. Steeds als de GPS ons een bepaalde straat in wil sturen, vragen we ons af of dat wel veilig is.

Het wilde zuidenTegen de schemering bellen we aan bij Musina Backpackers, de laatste optie. Als de poort open gaat zien we een breeduit lachende man die ons letterlijk met open armen welkom heet. We parkeren onze motoren en maken kennis met de Zuid-Afrikaanse Johan en zijn Bulgaarse vrouw Anna. Johan wijst ons naar één van de kamers terwijl Anna alvast wat te drinken voor ons inschenkt. Fijn, die slaapplaats is in ieder geval geregeld.

Als we vragen of al die waarschuwingen langs de kant van de weg wel nodig zijn, bevestigen ze allebei dat die borden er niet voor niets staan. Als we aangeven dat we nog boodschappen willen doen, kijkt Johan bezorgd op zijn horloge. Hij zegt dat we nog 45 minuten hebben om naar het winkelcentrum te lopen, want daarna is de zon onder en dan is het niet meer veilig op straat voor blanken. Hij spreekt de laatste woorden fluisterend uit. Ik kan mijn verbazing niet verbergen en kijk hem zwijgend aan. We besluiten zijn advies toch maar op te volgen en zorgen dat we voor zonsondergang terug zijn binnen de poort van het hostel.

Het wilde zuidenEenmaal terug in het hostel, drinken we een biertje bij Johan en Anna. Ze geven ons een spoedcursus over Zuid-Afrika en vertellen over de geschiedenis, de huidige politieke situatie, de afgeschafte apartheid en de (on)veiligheid. Hoewel ze ons ook enthousiast vertellen welke prachtige plekken we tijdens onze reis door Zuid-Afrika niet mogen overslaan, kruip ik die avond met een raar gevoel mijn bed in. Ik had gedacht dat we vanaf vandaag terecht waren gekomen in een ontwikkeld westers land waar we -van alle gemakken voorzien- zonder problemen doorheen zouden reizen. In plaats daarvan kwamen we na een chaotische grensovergang terecht in een gevaarlijke grensplaats waar we na zonsondergang voor ons hachje moesten vrezen. Het lijkt het wilde westen wel! Voor het eerst deze reis ben ik bang. In Zuid-Afrika nog wel, dat had ik niet gedacht.

We blijven de volgende dag bij Musina Backpackers om wat administratieve zaken te regelen en pakken dan onze spullen weer in. We zeggen Johan en Anna gedag en trekken met z’n tweeën het grote boze Zuid-Afrika in. We kunnen ons allebei niet voorstellen dat het echt zo erg gesteld is met de (on)veiligheid als iedereen zegt. We besluiten goed te luisteren naar de waarschuwingen en zoals altijd alert te blijven, maar ook vooral te blijven reizen als we tot nu toe hebben gedaan.

Het wilde zuidenVanuit Musina volgen we eerst een tijd de snelweg naar het zuiden. Net voor Polokwane slaan we af en rijden we over een doorgaande weg via Tzaneen richting Hoedspruit. Het is winter in Zuid-Afrika en dat betekent in dit deel van het land vooral dat het heel droog is. De akkers zijn goudgeel en steken prachtig af tegen de helderblauwe lucht. Aan het eind van de dag zien we in de verte de bergkam genaamd Klein Drakensberg. De zon staat al wat lager aan de hemel en maakt prachtige schaduwen op de scherp gevormde heuvel. We zetten ons tentje op bij een camping in Hoedspruit. Zodra de zon onder is, koelt het direct flink af. Het is zelfs zo fris, dat we onze kookspullen naar de gemeenschappelijke keuken slepen en de rest van de avond binnen blijven.

Na een frisse nacht rijden we de dag erna de heuvels in. Nu de zon weer terug is, is het heerlijk weer voor een tochtje op de motoren. We rijden langs akkers vol fruitbomen en daarna via verschillende haarspeldbochten en tunnels naar een hooggelegen plateau. We stoppen bij een uitkijkpunt van waaraf je de Blyderivierskloof kunt zien. Het uitzicht over de 800 meter diepe canyon is duizelingwekkend. Prachtig!

Het wilde zuidenVanaf de kloof rijden we via een prachtige route met lekkere bochten verder naar het dorpje Pilgim’s Rest. Het dorpje werd gesticht in 1875 toen in de omgeving goud werd gevonden en is sinds die tijd amper veranderd. Het ’Halfway House’ waar vermoeide reizigers halverwege hun reis konden rusten is nog in perfecte staat, net als de oude garage en de karakteristieke woningen. Het is alsof de tijd heeft stil gestaan en het is niet moeilijk om voor te stellen hoe hier huifkarren door de straten reden of hoe paarden voor de ingang van de bar stonden te wachten op hun eigenaar.

Vanaf Pilgrim’s Rest rijden we de goudgele heuvels weer in. Het is bijzonder mooi. We stoppen om de haverklap om foto’s te maken of gewoon van het uitzicht te genieten. In het dal was het nog zonnig maar zodra we een eindje verder de heuvel op rijden zien we in de verte de bewolking al hangen. Net over de top rijden we dichte mist in. We zien nog geen tien meter en rijden in slakkengang achter een grote en goed verlichte vrachtwagen aan. Het temperatuurverschil is enorm. We waren die ochtend al vertrokken met extra warme kleding, maar nu gaat ook de handvatverwarming aan. We kunnen ons de laatste keer niet eens meer herinneren dat we die hebben gebruikt. Het is wel duidelijk dat we in ’winters’ Afrika terecht zijn gekomen.

Het wilde zuidenWe overnachten in Nelspruit bij een Zuid-Afrikaans gezin dat haar huis heeft omgebouwd tot een hostel. Ons tentje staat in de tuin en geeft als altijd het gevoel ’thuis’ te zijn. De volgende ochtend vertrekken we met nog iets meer kleren aan in de richting van Newcastle. We vermijden de snelweg en rijden over de doorgaande wegen binnendoor naar het zuidwesten. We rijden langs uitgestrekte goudgele akkers en weilanden, met hier en daar een boerderij. De eerstvolgende boerderij staat soms pas 20 kilometer verder. Het zijn zonder twijfel emigranten uit Nederland die naar dit deel van Afrika zijn getrokken en dorpen hebben gesticht, want we komen langs Ermelo, Amersfoort, Morgenzon, Familiehoek en zelfs Amsterdam.

Die avond hebben we meer moeite met het vinden van een slaapplaats. Nadat we bij één camping niet terecht konden, volgen we de GPS naar het plaatsje Volksrust waar ook een camping zou moeten zijn. Net buiten het centrum vinden we inderdaad een bord dat verwijst naar de ’4×4 Avonture Camping’. We slaan het zijpad in en volgen de borden tot we na een aantal kilometers het erf van een boerderij oprijden. Het huis staat op een prachtige plek, in de kom van de omliggende heuvels met een prachtig uitzicht over de weilanden. We bellen aan, maar er is niemand thuis. Ook het telefoonnummer dat op de deur staat wordt niet beantwoord. Vervelend, want het is inmiddels al bijna donker, dus doorrijden naar het volgende dorp is geen optie.

Het wilde zuidenDan horen we een stem. Vanuit één van de weilanden komt een groep koeien aangesjokt met daarachter een boerenknecht die ze met een stok aanmoedigt om de stal in te lopen. Hij spreekt nauwelijks Engels of Afrikaans, maar weet ons wel duidelijk te maken dat de baas niet thuis is. Hij wijst naar de heuvels achter het huis en maakt duidelijk dat de camping daar is. Het lijkt behoorlijk ver weg en hoewel we niet weten hoe uitdagend het 4×4-pad is, besluiten we er toch maar heen te rijden. We moeten toch ergens slapen.

Het blijkt een pittig 4×4 pad te zijn, compleet met waterdoorwadingen, diepe sporen, modderige bochten en steile hellingen met losliggende stenen. Maar onze motoren zijn net berggeiten en komen overal zonder problemen doorheen. Op enig moment rijden we halverwege de heuvels een prachtig kampeerterrein op met beschutte plaatsen tussen lage struiken. We zijn de enigen op de camping. Op één van de plekken smeult nog een vuurtje en dat komt goed uit want het is inmiddels behoorlijk fris. Terwijl Peter de tent opzet, verzamel ik hout om het vuur op te stoken en begin ik alvast te koken. Tegen de tijd dat het eten klaar is, is de zon al enige tijd achter de horizon verdwenen en is het heel koud. Het wilde zuidenTerwijl we bijna in het vuur staan om warm te blijven, eten we staand ons eten op. We poetsen snel onze tanden, wagen nog een bezoek aan het koude toilet en kruipen dan snel de tent in. We hebben hele dikke slaapzakken, met daarin een extra lakenzak, maar vandaag houden we allebei ook sokken, een lange broek en een t-shirt met lange mouwen aan. Ook onze muts houden we nog een poosje op. Zo koud hebben we het de hele reis nog niet gehad!

De volgende ochtend kost het erg veel moeite om de warme slaapzak uit te komen en de koude kleren aan te trekken. Ik doe alles aan wat ik kan vinden; lange onderbroek, hemd, t-shirt, nog een t-shirt met lange mouwen, een wollen trui, een sjaal, een winddicht jack en dan ook maar vast mijn motorbroek en dikke sokken. Op de tent en de motoren ligt een dikke laag rijp. Het vuurtje smeult nog en met wat nieuw hout brandt het binnen de kortste keren weer goed. Ik ga water halen voor de koffie, maar alle waterleidingen zijn bevroren. Met het laatste beetje water dat we nog hebben zetten we koffie en voor het ontbijt warmen we -geheel in stijl- een blik witte bonen in tomatensaus op. Net als de avond ervoor eten we ons eten staand op terwijl onze broek bijna zwart kleurt van de rook, zo dicht staan we bij het vuur. Als de zon eindelijk over de heuvels komt, begint de rijp te smelten en warmen ook wij weer een beetje op.

Het wilde zuidenAls alles is ingepakt, volgen we het pad weer terug naar de boerderij. Er is nog steeds niemand thuis. De knecht zwaait ons gedag en gaat weer verder met zijn werk. We rijden het erf af en vervolgen vanaf Volksrust onze route door de binnenlanden naar het zuidwesten. Het gebied is werkelijk prachtig met uitgestrekte gele vlaktes en prachtige rotsformaties die doen denken aan foto’s van Monument Valley in de Verenigde Staten. Het is alsof we terecht zijn gekomen in het wilde westen en we ieder moment indianen en cowboys kunnen zien. Inmiddels geeft dat wilde westen me al wel een iets beter gevoel dan toen we Zuid-Afrika net binnen waren.

Vanaf de top van één van de heuvels hebben we een prachtig uitzicht over de Drakensberg, de bergketen die de grens vormt met het mini-landje Lesotho. We hadden graag door Lesotho willen rijden, niet in de laatste plaats vanwege de geweldige Sanipas. Maar de winter heeft ons ingehaald en de kans dat we in het nog hoger gelegen Lesotho in de sneeuw terecht komen is te groot. In plaats daarvan rijden we langs de bergketen naar het zuiden en zetten we die avond onze tent op bij Amphitheater Backpackers. Vanaf de camping hebben we een prachtig uitzicht over het rotsmassief en de gele weilanden met grote kuddes koeien. Ook hier is het weer bar koud. Na een bijna magische zonsondergang kruipen we snel onze warme slaapzak in. Dit keer met een extra deken die we van de receptioniste in bruikleen kregen.Het wilde zuiden

Afgelegde afstand tot en met Amphitheatre Backpackers bij Bergville: 23.663km

Klik hier om de foto’s te zien.

Vorige bericht “De rook die dondert” – Volgende bericht “‘Avontuur’ in alle soorten en maten

 

| Leonie | AFRIKA, Zimbabwe, Zuid-Afrika

3 Reacties (Comments) - Het wilde zuiden

  1. Jan en Mariët

    BRRRRRR mooi verhaal.Warme knuffels!

  2. janleen en joke

    Beste Peter en Leonie,

    Ook wij genieten nog steeds van jullie unieke verhalen! Leuk om op deze manier met jullie mee te reizen. Janleen en Joke

  3. Nadine

    Leonie en Peter, het is zo leuk om jullie
    verhalen te lezen! Zo gaaf!
    Gr Nadine Luijken