Na de geweldige vijfdaagse safari door Ethosha, halen we net buiten het park onze motoren weer onder het zeil vandaan. Ze staan er nog precies zo bij als we ze hadden achtergelaten en starten zonder problemen. Fijn! We zetten onze tentjes neer op de camping bij de lodge en zakken daarna in een stoel om met een glimlach de foto’s van Etosha te bekijken. We gebruiken de rest van de middag voor de administratie en de was en buigen ons daarna over de kaart voor het vervolg van de reis. Er zijn nog drie plekken die we graag samen met Dick willen bezoeken: de Chobe rivier in Botswana, de Victoriawatervallen in Zimbabwe en de Okavangodelta, ook in Botswana. Drie keer naar het water!
Na vijf dagen in de auto bij Dick, stappen we de volgende ochtend met frisse zin weer op onze eigen motoren. Het is fijn om weer lekker een stukje te rijden. Al kwamen de ’autodagen’ mij dit keer goed uit, want mijn rechterenkel was na de val een paar dagen eerder zo dik geworden dat ik mijn motorlaars niet eens meer aan kon. De dagen op de achterbank van de auto deden het pootje goed, want deze ochtend is de zwelling zover geslonken dat mijn motorlaars weer past.
Kort na het vertrek verlaten we de geasfalteerde hoofdweg en slaan een gravelweg in die ons sneller naar het oosten brengt. De weg is in goede staat en slingert door het droge Namibische land. Aan weerszijden van de weg staan kleine bomen van slechts een paar meter hoog. Het is dezelfde soort bomen als we eerder in Etosha zagen, alleen deze exemplaren hebben nog geen bezoek gehad van olifanten en zijn nog volledig intact. We passeren verschillende boerenbedrijven waar ze koeien en schapen houden. Langs de weg staan borden die waarschuwen voor loslopende dieren. Om de zoveel kilometer rijden we over een wildrooster dat moet voorkomen dat de dieren naar het land van de buurman lopen. Op andere plekken is gewoonweg een hek over de weg geplaatst, met daarop een bord met het verzoek het hek weer te sluiten voordat we verder rijden. Om beurten stappen we af of uit de auto om het hek te openen en, nadat we alle drie zijn gepasseerd, weer te sluiten.
We rijden uiteindelijk bijna 300km en maken aan het eind van de dag bij Grootfontein een klein uitstapje naar de Hoba Meteoriet. Het is een enorme klomp ijzer van 6m3 en de grootste meteoriet die ooit op aarde is gevonden. De brok metaal weegt ongeveer 50 ton en viel volgens schattingen 80.000 jaar geleden uit de ruimte. Dat moet een klap zijn geweest! Nadat we ons enige tijd hebben verwonderd over de homp ijzer vinden we een kampeerplek niet ver van de krater bij (hoe kan het ook anders) ’Meteorite Campsite’.
Het rondje dat we vanaf Etosha rijden, naar de Victoriawatervallen en door Botswana terug naar Windhoek, is 3.000 km lang. We hebben daar twee weken voor uitgetrokken, maar zullen niet iedere dag rijden omdat we onderweg ook het één en ander gaan bezoeken. De dagen dat we wel rijden, maken we veel kilometers. Dat is niet alleen vanwege de lange afstand die we willen afleggen, maar ook omdat de afstand tussen de verschillende steden zo groot is. Van Grootfontein naar de eerstvolgende stad Rundu is maar liefst 281 km! In het tussengelegen gebied is slechts een handjevol nederzettingen te vinden, stuk voor stuk te klein om een stip op onze kaart te vormen. We plannen onze route zo dat we iedere dag in een wat grotere plaats komen, niet alleen voor een camping, maar ook voor een benzinestation en een supermarkt.
Vanaf Grootfontein rijden we over de B8 in één lange rechte streep naar het noord-oosten. Het is één van de weinige geasfalteerde wegen in Namibië, wat het al een stuk makkelijker en sneller maakt om lange afstanden te rijden. Na een hele warme dag vinden we in Rundu een kampeerplek bij één van de lodges aan de rand van de stad. Vanaf de heuvels waarop de lodge gebouwd is kijken we uit over de lager gelegen Okavango rivier, met daarachter buurland Angola. Nooit gedacht dat we daar ooit zo dicht bij zouden zijn.
Vanaf Rundu rijden we via de ’Caprivistrook’ verder naar het oosten. De smalle strook land reikt 450 km naar het oosten tot aan de rivier de Zambezi en het vierlandenpunt van Namibië, Botswana, Zambia en Zimbabwe. Met één blik op de kaart is te zien dat deze vreemde staart van Namibië op een tekentafel werd ontworpen. In 1890 ruilde de toenmalige Rijkskanselier van Duitsland en Duits-Zuidwest-Afrika (het latere Namibië) het eiland Zanzibar bij Tanzania met de Britten tegen deze strook land en het eiland Helgoland in de Noordzee. Namibië verkreeg zo toegang tot de Zambezi rivier waarmee Von Caprivi hoopte aansluiting te vinden bij handelsroutes in Oost-Afrika. De rivier bleek nauwelijks bevaarbaar en heeft nooit de economische voordelen opgeleverd waarop werd gehoopt. Nu is het vooral interessant voor de Namibische toeristenindustrie en maken vele vakantiegangers dankbaar gebruik van de lange asfaltweg in de strook die een snelle verbinding vormt tussen een aantal grote natuurparken.
Weg van de stad en de toeristische trekpleister elders in Namibië ziet het land er hier in de Caprivistrook anders uit. Veel meer als het Afrika dat we eerder op onze route zagen met kleine nederzettingen waar mensen onder zeer primitieve omstandigheden wonen. Geen grote landhuizen, maar hutjes van riet of klei. Geen uitgebreid buffet met schnitzel en braadworst, maar pap en soms groente. Geen grote terreinwagens, maar een ezeltje of te voet. Dit is Afrika. Ondanks dat wij dit al eerder tegenkwamen, is het na de luxe die we in Zuid-Afrika en Namibië zagen toch weer confronterend. Misschien valt het me vandaag wel extra op, omdat ik het bekijk door de ogen van mijn vader die in zijn Land Cruiser achter ons rijdt en dit tijdens zijn reis nog niet zo zag.
Als we op één van de parkeerplaatsen langs de snelweg stoppen om wat te eten, krijgen we bezoek. Een man in vodden en op blote voeten staat ons van een afstandje te bekijken. Terwijl wij ons brood smeren komt hij dichterbij tot hij op een meter of zes blijft staan en zonder iets te zeggen naar ons blijft kijken. Ik krijg met moeite mijn boterham weg en denk aan de adviezen in de reisgidsen: “Geef niets, want dat werkt bedelen in de hand en voorkomt de ontwikkeling van de lokale bevolking”. Wat mij betreft een goed advies als het gaat om kinderen die het bedelen zouden kunnen verkiezen boven een dag op school, maar in dit geval gaat dat niet op. Terwijl we de spullen weer opbergen in de auto, geef ik de man een appel. Geen idee of dat is waar hij behoefte aan heeft en misschien nog steeds wel veel te weinig, maar het is iets. Hij stopt de appel in zijn zak en begint weer aan zijn wandeling. Als we hem een paar honderd meter verder passeren steekt hij de appel hoog in de lucht terwijl hij met zijn andere hand naar ons zwaait. Ik ben er stil van en realiseer me eens te meer hoe bevoorrecht we zijn dat wij in Europa zijn geboren.
We rijden die dag ruim 200 kilometer en stoppen in Divundu om daar naar Ngepi Camp te gaan, een camping die ons door veel reizigers was aangeraden. Niet alleen vanwege de mooie plek, maar vooral om de bijzondere toiletten en douches en het spectaculaire zwembad. We krijgen een mooi plekje toegewezen op een groen grasveld met uitzicht op de Okavango. Na een beetje passen en meten kan Dick zijn grote auto ook kwijt en bouwen we ons kamp op. Als de tentjes staan, gaan we op zoek naar de toiletten. Het zijn stuk voor stuk ’buitentoiletten’ met enkel een rieten schutting daar omheen en zonder dak. Ieder toilet heeft zijn eigen thema en ze zijn inderdaad heel bijzonder. Een toilet ’voor haar’ met een roze wollendekje, een wc ’voor hem’ waar de bril omhoog wordt gehouden door een groot hangslot, een toilet in het bos genaamd ’Boskak’ en een ’Loo with a view’ waarbij je vanaf de pot uitkijkt over het bos omdat muren ontbreken(!). Ook het zwembad maakt alle verwachtingen waar. Het is een enorme kooi in de rivier waar we buiten het bereik van krokodillen en nijlpaarden kunnen zwemmen in de Okavango rivier! Een spannend idee, maar het is zo warm dat zelfs ik de uitdaging wel aan wil. Met een grote plons spring ik Peter achterna die al direct in het water was gesprongen. Het water stroomt zo snel door de kooi dat we al zwemmend gewoon op dezelfde plek blijven. Heel bijzonder.
We blijven twee nachten en genieten van onze eerste echte rustdag sinds we uit Kaapstad zijn vertrokken. Geen zonsopgang of wilde dieren om te bekijken, dus geen wekker deze ochtend. Peter checkt de motoren, ik werk aan het blog en Dick schept kilo’s Namibisch stof uit zijn auto. De volgende dag rijden we opgefrist en uitgerust verder door de Caprivistrip naar het oosten. We kamperen in Katima Mulilo op een camping bij een mooi hotel. Net als in Rundu hebben we een plek aan de rivier, maar dit keer kijken we uit over de Zambezi met daarachter Zambia.
De volgende dag rijden we naar onze eerste ’waterbestemming’: de Botswaanse stad Kasane, waar we een boottocht willen maken over de Chobe. Het is een korte rit van maar 125 km, maar we vertrekken toch lekker op tijd omdat we vanuit Namibië de grens moeten oversteken naar Botswana. Je weet nooit hoe lang het duurt voordat het papierwerk is afgerond. De Namibische zijde van de grens neemt niet veel tijd in beslag. Al na een kwartier kunnen we met een stempel in ons paspoort weer doorrijden naar de Botswaanse grenspost.
Voordat we daar naar het douanekantoor kunnen, moeten we eerst stoppen voor een veterinaire controle. Zowel Namibië als Botswana zijn verdeeld in verschillende veterinaire zones, waarbij het niet is toegestaan om rauw vlees en fruit van de ene zone naar de andere mee te nemen. In Namibië mochten Peter en ik bij dit soort controleposten gewoon doorrijden, waarna Dick werd gevraagd om de inhoud van zijn koelkast te laten zien. In Botswana pakken ze het allemaal wat serieuzer aan. Peter en ik moeten met onze motorlaarzen in een bak met ontsmettingsmiddel stappen en daarna met de motoren door een grote bak met datzelfde goedje rijden. Dick moet ook hier zijn koelkast laten zien, maar moet dit keer ook eten inleveren. De tomaten en de courgettes uit Namibië mogen het land niet in en verdwijnen in een grote afvalton. Daarna moet hij al zijn schoenen ontsmetten en ook met de auto door de bak water rijden.
Een stukje verder komen we bij de volgende halte: de Ebola-controle. Voor het douanekantoor staat een groene tent met daaraan een vlag met een rood kruis erop. Uit de ziekenboeg komt een zuster in een wit pak onze kant op. Ze draagt plastic handschoenen en vertelt dat we Botswana alleen binnen mogen als we slagen voor het medisch onderzoek. Gelukkig zijn de plastic handschoenen uiteindelijk niet nodig, want het onderzoek bestaat enkel uit een snelle blik in ons paspoort om te zoeken naar stempels van de landen waar Ebola heerst. Dat valt mee. Eenmaal in het douanekantoor verlopen de formaliteiten lekker vlot. We vullen ieder een formuliertje in om een stempel in ons paspoort te krijgen en betalen wegenbelasting om met de motoren en de auto het land in te kunnen.
Vanaf de grens rijden we door Chobe National Park verder richting Kasane, waar we een kampeerplek vinden op de camping bij de luxe Chobe Safari Lodge. Na de lunch lopen we op ons gemak naar de lobby om te informeren naar boottochten over de Chobe. Daar blijkt dat we, als we opschieten, nog net mee kunnen met de tocht van die middag. We gaan op een holletje terug naar de tent om de camera’s te halen, ritsen onze creditcard door de pinautomaat om te betalen en stappen als laatsten op de boot. Het is een grote platte boot met daarop tafels en stoelen en in de hoek een grote vrieskist waar een medewerker koude drankjes uit tovert. Het heeft meer weg van een drijvend terras en het verwondert dan ook niet dat deze gezellige tocht bekend staat als de ’Booze-cruise’.
We zijn nog maar een paar minuten onderweg als we in de verte op de eilanden in de rivier de eerste dieren zien. Overal waar we kijken staan olifanten, we tellen er al snel meer dan 40! De boot vaart rustig verder, steeds dichterbij, tot we op een paar meter van de olifanten blijven drijven. Ze lijken zich niets van ons aan te trekken, flapperen wat met hun oren, sjokken door het gras en zwemmen zelfs om de boot heen. Aan de rand van het eiland staan de olifanten tot aan hun oren in het water terwijl ze eten van het olifantengras. Je kan precies zien waar ze zijn geweest, want ze trekken een prachtig spoor in het moeras. Meer dan drie uur drijven we in een rustig tempo over de rivier terwijl de gids vertelt over de dieren die we zien. Naast de olifanten zien we Afrikaanse buffels, krokodillen, nijlpaarden, impala’s, wrattenzwijnen, kudu’s en allerlei verschillende vogels. Aan het eind van de middag zien we zelfs vier nijlpaarden die op het land aan het grazen zijn. Bijzonder, want meestal komen die het water pas uit als de zon onder is. Het zijn toch wel vreemde beesten, met hun enorme kop en die korte pootjes die dat zware lijf moeten dragen. Het is werkelijk een fantastische boottocht, die wordt afgesloten met een prachtige zonsondergang. Al weet ik niet wat ik mooier vind, die prachtig gekleurde lucht of de glimlach op het gezicht van mijn vader die zichtbaar geniet van de tocht.
De volgende dag is het de beurt aan de tweede waterbestemming: de Victoriawatervallen. Naast het zien van olifanten, stond een bezoek aan die watervallen hoog op het lijstje van Dick. Een paar maanden eerder bezochten Peter en ik de watervallen vanuit Zambia toen er nog veel water in de rivier de Zambezi stond en er een enorme hoeveelheid water naar beneden stortte. In deze tijd van het jaar is de rivier wat lager en komt er veel minder water naar beneden. Er hangt minder mist in het dal en daarom zou het uitzicht vanuit Zimbabwe nu erg de moeite waard zijn. Vanuit Kasane kunnen we in één dag heen en weer. We laten de motoren en ons tentje op de camping staan, kruipen bij Dick in de auto en vertrekken al vroeg richting de grens met Zimbabwe.
De formaliteiten aan de Botswaanse kant zijn snel afgehandeld, binnen een kwartier zitten we weer in de auto. Als we parkeren bij de Zimbabwaanse kant van de grens staat al een lange rij voor de ingang van het douane kantoor. Dat belooft niet veel goeds. We sluiten aan in de rij en staan na een half uur nog op precies dezelfde plek. Om ons heen arriveren bussen vol toeristen, allemaal op weg voor een dagtocht naar de watervallen. Uit iedere bus stapt een gids die met een dikke stapel paspoorten aan de achterkant het douanekantoor inloopt. Terwijl wij nog steeds in dezelfde lange rij staan, komt de ene na de andere gids met gestempelde paspoorten uit het kantoor om met hun gasten weer te vertrekken. Geen wonder dat wij hier al zo lang staan!
Peter en ik kletsen wat met de Nederlanders in de rij achter ons, terwijl ik vanuit mijn ooghoeken zie hoe mijn vader het wachten al behoorlijk beu is. Als de eerste tourbussen zijn vertrokken begint de rij tergend langzaam te bewegen en bereiken we voetje voor voetje de ingang van het kantoor. Het is een chaos in het kantoor. De mensen vooraan in de rij maken ruzie met de gidsen die blijven voordringen, een militair schreeuwt bij wijze van bevel dat we onze paspoorten gereed moeten houden, uit een radio schalt muziek en daar tussendoor horen we om de zoveel tijd de stempel van de douane met een klap neerkomen op het papier. Afrikaanse toestanden die mijn vader duidelijk geen goed doen. De enige manier om te voorkomen dat je hier volkomen dol wordt is vast te houden aan het principe: “Erger je niet, verbaas je slechts.”
Na ruim 1,5 uur wachten zijn we eindelijk aan de beurt. Het douanepersoneel achter de balie draait op de automatische piloot en zegt geen boe of bah. We geven de briefjes af die we in de rij al hadden ingevuld en betalen 30 US$ per persoon voor een visum. Onze gegevens worden met de hand overgeschreven in een groot boek, waarna we met een betalingsbewijs worden doorgestuurd naar het volgende loket. Daar wordt de visumsticker ook met de hand ingevuld en daarna in ons paspoort geplakt.
Als de paspoorten klaar zijn, moeten we zorgen dat de auto van Dick het land in kan. Zoals aan iedere grens staan ook hier ’fixers’, mannetjes die je tegen een vergoeding helpen met het papierwerk. Ze doen zich vaak heel behulpzaam voor, om pas na hun hulp te vragen om een fikse vergoeding. Terwijl ik nog sta te wachten tot de visumsticker in mijn paspoort wordt geplakt, zie ik hoe een fixer mijn vader aanspreekt en al wijzend naar een groen formulier het papierwerk van de auto van mijn vader bekijkt. Zodra ik kan, sluit ik me bij Dick aan. De man vertelt een of ander wazig verhaal over een verzekering voor huurauto’s. Als ik vraag om een toelichting is zijn Engels ineens heel slecht, terwijl hij me daarna zonder problemen in het Engels kan vertellen wat we moeten betalen: 50 US$ voor het groene formulier en nog een 55 US$ voor allerhande belastingen. Veel geld, zeker als je bedenkt dat we nog geen 12 uur in Zimbabwe zullen zijn! Bovendien is nog steeds niet duidelijk waar dat groene formulier eigenlijk voor is. Na wat onderhandelingen krijgen we uiteindelijk 10 US$ ’korting’ op het groene formulier, maar moeten we nog steeds 95 US$ aftikken. Het lijkt een dealtje te zijn tussen de fixer en de douanebeamtes. We zijn het inmiddels beu en hebben geen zin meer om nog langer te wachten. We betalen het bedrag en kunnen na twee uur eindelijk vertrekken. Wel met een zure nasmaak in de mond, want hier moeten een aantal mensen heel snel veel geld aan hebben verdiend. Welkom in Zimbabwe.
We rijden over een lange rechte weg verder richting de watervallen. Het is alsof we door niemandsland rijden, we zien geen dorpjes en nauwelijks ander verkeer. Dat verandert ineens als we aan het eind van de weg op een T-splitsing links afslaan en het stadje ’Victoria Falls’ binnen rijden door een lange straat met hotels, restaurants, souvenirwinkels en heel veel toeristen.
We parkeren de auto en kunnen vanaf de parkeerplaats het bulderen van het water al horen! Opgewekt lopen we naar het eerste uitkijkpunt waar we opnieuw worden overvallen door de adembenemende watervallen. Het diepe ravijn is gehuld in een waas van kleine druppeltjes en iedere keer als de zon door de bewolking schijnt ontstaat een prachtige regenboog. Op de rand van het ravijn valt altijd regen, vaak behoorlijk veel, waardoor een prachtig groen regenwoud is ontstaan. Vanaf de Zimbabwaanse kant kunnen we vanaf de zijkant het 100 meter diepe ravijn in kijken en steeds als de mist opklaart zien we bijna de volle lengte (bijna 1 kilometer!) van de watervallen. Echt heel mooi! Het heeft een flinke duit gekost om hier te komen, maar het is iedere cent waard.
Nadat we de watervallen vanuit alle hoeken hebben bekeken en gefotografeerd, gaan we naar de auto voor de rit terug naar de camping. We rijden het drukke dorp uit, door het niemandsland en komen voor de tweede keer die dag bij de grens. Hoewel het exact dezelfde grenspost is, lijkt het alsof we in een andere wereld terecht zijn gekomen. Er staat geen rij voor de balie en geen schreeuwende militair in de hal. Op de radio klinkt een vrolijk muziekje en we treffen een lachende douanebeambte die honderduit kletst over de rol van Louis van Gaal bij Manchester United. Binnen vijf minuten staan we weer buiten! De formaliteiten aan de Botswaanse kant lopen ook vrij vlot. Het vlees en de nieuwe tomaten hadden we deze ochtend achter gelaten bij onze buren in de koelkast, zodat we die bij de veterinaire controle niet zouden hoeven inleveren. Dit keer zijn het de (Botswaanse) bananen die het land niet meer in mogen. We eten ze ter plekke op en rijden het laatste stuk terug naar de camping waar we het voor ons bewaarde vlees op de braai gooien.
In onze planning hadden we één hele dag gereserveerd voor een boottocht over de Chobe. Omdat we de eerste dag al met de boot mee konden, hebben we nu onverwacht een dag over. We besluiten in Kasane te blijven. We genieten van een luie ochtend en beleven een safari vanuit onze stoel terwijl de wrattenzwijnen, bosbokken en mangoesten over de camping scharrelen. Die middag stapt Dick nog een keer op de boot voor een tweede safari over het water, terwijl wij aan het zwembad van de lodge luieren en gebruik maken van het snelle internet. Een heerlijk dagje!
Onze derde en laatste waterbestemming is de Okavangodelta die we vanuit Maun zullen bezoeken. Vanuit Kasane is het nog 650 km naar Maun, een afstand die we verdelen over drie dagen waarbij we stoppen bij een aantal bijzondere campings die ons waren aangeraden door andere reizigers. We rijden over een lange rechte asfaltweg naar het zuiden, door een gebied waar veel olifanten en andere wilde dieren voorkomen. Bij een parkeerplaats langs de snelweg heeft de Botswaanse overheid een bord geplaatst met daarop de tekst: “U rijdt in een natuurgebied waar wilde dieren leven en stopt hier op uw eigen risico”. Ik was al voorzichtig met het zoeken van een plek voor een sanitaire stop, maar besluit hier maar even te hurken naast het achterwiel van de auto. Het struikgewas is me hier iets te dicht begroeid.
Aan het eind van de dag zien we naast de weg het bord van Elephant Sands Lodge, de eerste camping die ons was aangeraden. En die camping doet zijn naam eer aan, want dat is wat we zien: zand en olifanten. De laatste vier kilometer naar de camping gaan over een zandweg. Ik heb moeite mijn motor overeind te houden in het mulle zand en ploeter gefrustreerd verder door het diepe spoor terwijl Dick rustig achter me aan tokkelt in zijn auto. Ik doe een schietgebedje dat ze wel een kampeerplek voor ons hebben, want ik wil deze weg vandaag niet nog een keer rijden. Met een rood, bezweet hoofd kom ik aan bij de receptie waar Peter al een poosje staat. Hij had wel plezier gehad in het zand en had inmiddels al vernomen dat ze een kampeerplek voor ons hebben. Gelukkig! Als ik mijn helm afzet kijkt Peter me met een brede glimlach aan: “Heb je ze gezien? Die olifanten?” Ik was zo druk geweest met het zand dat ik de olifanten in de waterplaats naast de receptie niet eens had gezien!
De lodge is gebouwd rond een grote waterplaats, die wordt bezocht door olifanten. Vanaf het terras bij de bar kunnen we de grote reuzen van heel dichtbij bekijken. En ook vanaf onze kampeerplek die een eindje verderop ligt kunnen we de olifanten nog zien. Het lijkt een beetje op Etosha, maar er is één groot verschil: er staat geen hek om de camping! De olifanten kunnen komen en gaan waar ze willen en zouden in theorie dus ook langs onze tent kunnen lopen. We zoeken een geschikte kampeerplek zonder al te veel olifantenpoep in de buurt en zetten onze tentjes weer neer. Het is erg warm. We zetten alleen onze binnentent op, zodat de wind nog voor een beetje verkoeling kan zorgen. Na een rustige avond met een mooi kampvuur kruipen we vroeg onze tent in. Een paar uur later wordt ik wakker van gerommel dat lijkt op onweer. Als het gaat regenen moet de buitentent er alsnog op. Maar ik vergis me, het gerommel is afkomstig van de enorme olifant die vijf meter bij onze tent vandaan staat! Ik ben direct wakker en zit rechtop in bed. Ik maak Peter zachtjes wakker. Zodra hij de olifant heeft gezien, gaat hij weer liggen om direct weer in een diepe slaap te vallen. Ik blijf gehypnotiseerd door het raampje in de tent naar de olifant kijken, die in het licht van de maan goed te zien is. Hij trekt wat takken uit de boom en laat vier enorme keutels vallen. Na een hele poos sjokt hij langzaam weg en verdwijnt hij in het struikgewas. Het duurt even voordat ik weer in slaap val. Als ik de volgende ochtend de tent open doe zie ik op een paar meter afstand de dikke keutels liggen. Ik had het dus echt niet gedroomd!
De tweede dag rijden we een iets kortere afstand naar Planet Baobab, een mooie camping met een aantal enorme baobab bomen. We zijn al vroeg op de camping en hebben genoeg tijd voor een verfrissende duik in het zwembad. De derde en laatste dag rijden we in één ruk naar Maun. Vanaf daar zullen we naar onze derde waterbestemming gaan: de Okavango delta. We zetten de tentjes op bij Old Bridge Backpackers en boeken een tocht voor de volgende dag.
De volgende ochtend stappen we al vroeg in een busje dat ons een eindje verderop langs de rivier afzet. Er ligt een bootje op ons te wachten dat ons met hoge snelheid over de bochtige rivier verder stroomopwaarts brengt. Na bijna een uur varen leggen we aan bij een klein dorpje waar aan de waterkant allemaal houten bootjes liggen. Het zijn mokoro’s, grote uitgeholde boomstammen, waarmee wij over de Okavango gaan varen. In iedere mokoro kunnen maximaal twee passagiers. Achterop de mokoro staat een ’poler’, een man of vrouw die met een lange stok op de bodem van de rivier afzet en zo de boot voortduwt.
We krijgen met z’n drieën twee mokoro’s en gaan op pad. De ’poler’ in de mokoro van Dick is een sterke vrouw die de boot met een flinke vaart in beweging zet. Ik heb even het idee dat we de verkeerde kant op varen als onze poler ons rechtstreeks het riet in stuurt, maar al snel blijkt dat juist de bedoeling te zijn. De open vaarweg is te diep om de paal op te bodem te kunnen zetten. Bovendien zitten juist in die diepere gedeeltes veel nijlpaarden en die willen we niet tegenkomen. Dwars door het riet loopt een smalle vaarweg waar de bootjes doorheen kunnen. Maar ook op stukken waar die vaarweg er niet is, is het geen probleem om dwars door het riet te varen, want de stengels buigen zonder problemen opzij.
Nu we niet meer in de snelvarende motorboot zitten valt pas op hoe stil het is op het water. Het enige dat we horen is het bootje dat door het water glijdt en de paal die uit het water wordt getild. Het water is heel helder en overal groeien waterlelies. Onze ’poler’ laat ons verschillende dieren zien die in het riet leven, waaronder een grappig wit kikkertje, een enorme spin en verschillende vogels. Na een paar uur varen leggen we aan op een eiland voor een wandeling en een siësta. Dat laatste vooral om onze ’polers’ wat rust te gunnen. Tijdens de wandeling wordt ons van alles uitgelegd over het gebruik van planten en wortels en zien we zebra’s en verschillende antilopen. Het is bijzonder warm en ook de dieren lijken niet veel zin te hebben om te bewegen. Ze blijven rustig grazen terwijl wij ze van een afstandje bekijken. Na de siësta stappen we weer in de houten bootjes om langzaam terug te varen naar het dorp. Het gaat allemaal in een langzaam tempo en lijkt wel haast slow-motion. Een heel andere manier van onthaasten.
We blijven nog één dag in Maun voordat we weer verder rijden naar Windhoek. Het eind van de vakantie van Dick komt langzaam in zicht. We gebruiken daarom de rustdag om foto’s uit te wisselen en alvast wat spullen uit te zoeken die hij voor ons zal meenemen naar Nederland. Vanaf Maun is het dan nog drie dagen rijden naar Windhoek. De eerste dag rijden we naar Ghanzi waar we kamperen in een groot natuurreservaat waar we de volgende ochtend mijn verjaardag vieren. Tijdens het ontbijt word ik verrast met een verjaardagskaart en een cadeautje van mijn zus! We rijden vanuit Ghanzi naar de grens en komen na een vlotte grensovergang na een dikke week in Botswana weer terug in Namibië. In Gobabis vieren we mijn verjaardag met een kudusteak, een grote pot bier en de nieuwe oorknopjes van mijn zus! Super!!
Vanuit Gobabis is het nog maar een klein stukje naar Windhoek, waar we na een aantal dagen door de Botswaanse bush ineens weer terug zijn in de grote stad. Er is veel verkeer op de weg, er hangen stoplichten en mensen hebben haast. We zetten de beide tentjes neer bij een mooie camping midden in het centrum en trekken eropuit om in de stad nog wat souvenirs te vinden voor Dick.
Dan is het gedaan, de laatste dag van Dick zijn bezoek is aangebroken. Hij trok zes weken met ons op; reed ruim 6.000km door Zuid-Afrika, Namibië, Botswana en Zimbabwe; stak vijf keer een landsgrens over met al het bijbehorende papierwerk; sliep vijf weken in weer en wind in zijn daktentje; zag de olifanten die hij graag wilde zien en niet zo weinig ook; at boerewors en biltong; zag de luxe huizen in Kaapstad en de townships daar omheen; stond boven op de Tafelberg en naast de Victoriawatervallen; en beleefde Afrika zoals wij dat al zoveel maanden met veel plezier deden.
Pap, wat fijn dat je er was!
Afgelegde afstand tot en met Windhoek: 31.829 km
Klik hier om alle foto’s te bekijken.
Vorige bericht “Etosha” – Volgende bericht “Out of Africa“
Prachtige foto’s en verhalen van die 6 weken samen met Dick! Ik moest nog even wat berichten van jullie inhalen. Dadelijk lekker verder lezen
Fijn dat het goed afgelopen is met je enkel!
Dikke kus uit Eemnes. X
Wauw, prachtige foto’s weer!
En wat onwijs gaaf Leonie, dat je pa de stap heeft gezet om een deel van jullie avontuur mee te beleven! 😀
Liefs, Mip