Zodra we de Sossusvlei en de camping in Sesriem achter ons hebben gelaten, zijn we ineens weer alleen. In de wijde omgeving is geen verkeer te bekennen. Het is alsof de bussen vol toeristen en de vele kampeerwagens in het Namibische stof zijn opgelost. De weg is in slechte staat en is door de zware touringcars veranderd in een grof wasbord. Doordat we de enigen zijn, kunnen we de volle breedte van de weg gebruiken om het beste pad te zoeken en de grootste stenen te ontwijken. Het is al vroeg warm. Steeds als we zijn gestopt om een foto te maken is het fijn om weer verder te rijden voor wat verkoelende rijwind. Met de ventilatiegaten van onze motorpakken open en zonnebrand op de wangen hobbelen we door het stof.
Zo plotseling als de toeristen vanochtend verdwenen, zo plots komen we iedereen ook weer tegen als we stoppen in Solitaire, een gehucht met exact 92 inwoners. Het doet zijn naam eer aan, want het is de enige nederzetting in de wijde omgeving, mijlenver verwijderd van alles en iedereen. Gelegen op een meedogenloze plek, midden in de droge woestijn, waar in heel 2013 slechts 58mm regen viel. Je zal er maar wonen!
In Solitaire is een benzinestation, een motel met een handjevol kamers en een bakkerij. En laat die bakkerij nou wereldberoemd zijn in Namibië! Nog voordat we uit Nederland vertrokken, had de reputatie van de appeltaart in Solitaire ons in Nederland al bereikt. Van vrienden kregen we foto’s toegestuurd van de taart met daarbij de GPS coördinaten zodat we er niet aan voorbij zouden rijden. Zodra we de auto en de motoren hebben geparkeerd, ga ik op een holletje naar binnen. Vanuit de woestijn stap ik ineens een parallel universum binnen vol met gebak, taartjes, koekjes en allerlei soorten brood. De geur van verse appeltaart en verse koffie was nog nooit zo lekker. We bestellen drie grote stukken appeltaart en kijken eerst even vol bewondering naar de homp voordat we gretig onze vorkjes in het deeg steken. Heerlijk! (Voor iedereen die nog onderweg is naar Namibië, dit zijn de coördinaten: S23 53.610 E16 00.327).
Vanuit Solitaire verlaten we de wasbord-hoofdweg voor een rit door de heuvels. De weg waarop we rijden is volgens de kaart een ’wit weggetje’. Het is altijd even afwachten wat dat betekent voor de staat van de weg. Vandaag brengt het ons vooral goeds, want het is een prachtige gravelweg die bovendien net is ’gegrade’. Met een grote machine wordt het bovenste laagje van de weg af geschraapt, waardoor het wasbord verdwijnt en een egale ondergrond overblijft. Zalig om te rijden. Het verkeersbord dat waarschuwt voor de grader is één van onze favoriete borden.
Het ommetje dat we maken door de heuvels leidt achtereenvolgens over drie passen: de Spreetshoogte pas (1.850 meter), de Remhoogte pas (1.556 meter) en de Gamsberg pas (2.347 meter). De weg op de eerste pas is bestraat, wat niet zo avontuurlijk is als gravel, maar wel lekker makkelijk en bovendien niet zo stoffig. De weg is bestraat omdat auto’s op de steile helling anders niet boven zouden komen. De zware Land Cruiser van Dick heeft er veel moeite mee. In de eerste en tweede versnelling rijdt hij langzaam tegen de berg omhoog. We nemen de tijd om foto’s te nemen en kijken samen uit over de uitgestrekte vlakte. Zoveel tinten groen als we in Uganda zagen, zoveel tinten geel, beige en bruin zien we hier. De weg die we vanuit Solitaire reden is ook nog goed te zien, maar de zandduinen van de Sossusvlei zijn verdwenen achter het stof dat in de lucht hangt.
Bovenop de top van de eerste pas verandert de klinkerweg weer in een gravelweg. Het is een prachtige route. Alle andere toeristen lijken de hoofdweg wel te hebben gevolgd, want we komen vanaf Solitaire, over een afstand van meer dan 172 km, maar één auto tegen. Dat zal je in Nederland nooit gebeuren. De weg slingert door de heuvels en vormt met de vele bochten een fijne afwisseling van de lange, rechte wegen van de laatste dagen. Het vereist wel wat meer concentratie tijdens het rijden en we kunnen alle drie goed merken dat we gisteren zo vroeg zijn opgestaan om de zonsopkomst in de Sossusvlei te zien. Aan het eind van de dag, als de zon alweer wat lager staat, buigen we samen over de kaart om te bekijken waar we kunnen overnachten. Helaas zijn de overnachtingsplekken op dit soort afgelegen routes ook dun gezaaid en ziet het ernaar uit dat we nog een flink stuk moeten doorrijden naar de eerste betaalbare overnachtingsplek.
Op de kaart zijn een aantal hotels vermeld, maar dat zijn stuk voor stuk ’Game and Hunting Lodges’. Landgoederen waar voor een hoge prijs kan worden gejaagd op wild, zoals koedoe’s, spiesbokken en springbokken. Bij de meest exclusieve jachthuizen kan zelfs worden gejaagd op leeuwen, die speciaal voor de jacht worden gefokt op boerderijen in Namibië en Zuid-Afrika. Als de jacht is gedaan, wordt de leeuw als kleedje per koerier naar het thuisland van de jager gezonden waar de jachtprijs de vloer zal versieren. Een omstreden ’sport’ waar in verhulde termen over wordt gesproken en die slechts wordt uitgeoefend op afgelegen landgoederen. Geen plek waar wij een kampeerplek binnen ons budget zullen vinden.
Na twintig kilometer passeren we een hek waar met goudkleurige letters ’Roodsand, Desert Ranch’ op is geschreven. Het is een boerderij waar ze koeien houden en tevens een hotel. Het ziet er luxe uit. Omdat we alle drie moe zijn en niet veel zin hebben om nog veel verder te rijden, besluiten we toch een kijkje te nemen. Wie niet waagt, die niet wint. Bij de receptie worden we ontvangen door een vriendelijke, goedlachse dame die tot onze verrassing vertelt dat ze ook kampeerplaatsen hebben. Blij dat we niet verder hoeven te rijden, volgen we de bordjes naar de camping. We rijden over het enorme landgoed, langs de landingsbaan(!), tussen de koeien door en parkeren op een werkelijk prachtig plekje. Met een glas rode wijn in de hand en onze stoelen rond een kampvuur proosten we met een zucht op een prachtige dag.
De volgende dag rijden we vanuit de heuvels door de prachtige Kuiseb Canyon weer naar beneden tot we vanaf de laatste heuvels uitkijken over een uitgestrekte vlakte. De weg loopt zo ver als we kunnen kijken in één rechte streep naar het westen. We zijn terug in de woestijn. In de eerste kilometers staan hier en daar nog wat struiken en kokerbomen, maar niet lang daarna zien we aan weerszijden van de weg alleen maar zand. Toch is ook dit op geheel eigen manier weer heel mooi. Het is erg warm en de zon die weerkaatst in het lichte zand is bijzonder fel. We stoppen verschillende keren om de drinkzakken bij te vullen en besluiten de lunch vandaag over te slaan. Het is geen doen om bij deze temperaturen een broodje te smeren.
We volgen de weg naar het westen, richting de Atlantische kust, en zien aan het eind van de middag in de verte de oceaan. Het is bijzonder dat we die al kunnen zien, want volgens de GPS is het nog minimaal 30 kilometer rijden. Hoe dichter we bij de kust komen, hoe verder de temperatuur zakt. En dat gaat snel, want na 20 kilometer moeten we stoppen om de ventilatiegaten in onze motorpakken dicht te doen. Eenmaal aan de kust is het zelfs zo koud dat ik zit te rillen op mijn motor. De handvatverwarming moet aan om mijn handen nog te kunnen bewegen. De lucht is grijs en de zon die een uur geleden nog zo fel scheen is verstopt achter een dikke laag wolken. Wat een contrast met de temperaturen in de woestijn!
Peter en ik zijn door en door koud als we in Swakopmund onze motoren parkeren bij de camping. In de receptie zit een stuurs kijkende dame die ons kortaf informeert over de prijzen en regels van de camping. We lopen een rondje over het terrein om een plekje te vinden. De plaatsen zijn heel groot en hebben een eigen toiletgebouw, compleet met douche, toilet, wasbak en vuurplaats. Een luxe die meteen de hoge prijs verklaart. Ondanks die luxe constateren we alle drie dat dit niet alleen een dure, maar ook de meest sfeerloze camping is waar we ooit zijn geweest. Misschien komt het door het gebrek aan ’groen’, of door de grijze kleur van de stenen of gewoon door het slechte weer, maar we vinden het niks. Terug in de receptie vertelt de chagrijnige receptioniste ons over het grote aantal inbraken en berovingen in Swakopmund. We zouden zelfs op de camping, ondanks de gewapende bewakers en het elektrische hek, niets in de auto moeten laten liggen. Poe hé. Met enige heimwee denken we terug aan de prachtige Camping Rooisand waar we zo vriendelijk werden ontvangen.
Ondanks alles besluiten we toch maar een nacht op de camping te blijven. We hebben geen zin om nog verder te zoeken naar een andere plek en willen het liefst zo snel mogelijk opwarmen onder de warme douche. Als de tentjes staan en we alle drie weer heerlijk zijn opgewarmd, besluiten we unaniem dat het te koud is om te koken. We gaan uit eten! In een dikke trui lopen we door het oude centrum van Swakopmund. Overal is nog goed te zien dat Namibië vroeger een Duitse kolonie was. We lopen langs prachtige vakwerkhuizen door de ’Wasserfal strasse’, de ’Bismarck Strasse’ en de ’Schlachter Strasse’. We kunnen lekkere broodjes kopen bij de ’Konditorei’, of een boek kopen bij de ’Buchhandlung’. We horen op straat ook veel Duits, niet alleen van de vele toeristen, want ook de lokale bevolking spreekt nog veel Duits. We vinden een tafel bij Kücki’s Pub waar we aanschuiven voor schnitzel en een grote Erdinger, terwijl op de achtergrond de Duitse schlagermuziek uit de boxen schalt. Het is alsof we bij onze oosterburen op vakantie zijn.
Vanaf Swakopmund rijden we de volgende dag langs de Atlantische kust naar het noorden. We laten onze motoren achter op een camping in Hentiesbay en stappen bij Dick in de auto om nog iets verder in het noorden de kolonie Kaapse Pelsrobben bij Cape Cross te bezoeken. Het is met meer dan 100.000 robben één van de grootste robben-kolonies ter wereld! Het hele strand ligt vol met de grote logge beesten. Iedere vierkante meter is bezet, het strand van Zandvoort op een zonnige zomerdag is er niets bij. Het heeft iets weg van een enorme mierenhoop. Ze maken zoveel lawaai dat we elkaar bijna niet meer kunnen verstaan. En ze stinken ook behoorlijk! Zo lang als ons reukorgaan het kan volhouden, blijven we op ons gemak naar de dieren kijken. We kunnen ze vanaf de loopplank van heel dichtbij bekijken, maar het is net zo leuk om met de verrekijker te zien wat de rest van de groep aan het doen is: zwemmen, vechten, slapen, schreeuwen, wassen, waggelen, zonnen. Heel bijzonder, zeker om zo ongelofelijk veel dieren bij elkaar te zien!
Terug in Hentiesbay klappen Peter en Dick de daktent uit, terwijl ik me bezig houd met het eten van die avond: Mexicaanse taco’s met bonen, groente en gehakt. Het is alweer erg koud. De peper in het eten en de heerlijke rode wijn zorgen even voor wat warmte, maar zodra de borden leeg zijn willen we eigenlijk niets liever dan in onze slaapzak kruipen. Het is nog wel wat vroeg om naar bed te gaan, dus we besluiten van de Land Cruiser een thuisbioscoop te maken. Met de laptop op het dashboard van de voorverwarmde auto en een kop warme thee in de hand zien we hoe de mannen van Top Gear hun auto’s over de zoutvlaktes in Botswana rijden. Goede inspiratie voor wat nog komen gaat en een lekkere warme avond aan de frisse Namibische kust.
De volgende ochtend krijgen we een sms van onze Zuid-Afrikaanse vrienden Brett en Yvonne. De laatste keer dat wij ze zagen was in Kenia toen we met elkaar Pasen vierden op de camping in Nairobi. Uit het bericht blijkt dat ze net als wij in Namibië zijn en wel bij Spitzkoppe, een plaats 100km bij ons vandaan. Naar Namibische begrippen is dat feitelijk ’om de hoek’. Wij waren niet van plan om naar Spitzkoppe te gaan, maar nadat we met z’n drieën op de kaart hebben gekeken besluiten we toch die kant op te rijden. Het is een beetje uit de richting en we moeten onze reisplannen er wel voor omgooien, maar het is ook wel erg leuk om onze vrienden weer te zien.
Na het ontbijt zetten we daarom koers naar het oosten, naar Spitzkoppe. Het is koud en mistig aan de kust en als we weg rijden hebben Peter en ik allebei onze dikke trui aan. Terwijl we weg rijden van de kust begint de mist te verdwijnen. De zon laat zich zien, de wind gaat liggen en het wordt langzaam warmer. Nog geen 15 kilometer(!) uit de kust staan we ineens weer midden in de woestijn onder de strak blauwe lucht in de brandende zon. We weten niet hoe snel we onze truien uit moeten trekken en de ventilatiegaten van onze motorpakken weer open moeten zetten voor wat verkoeling. Ik drink in één teug mijn drinkzak leeg en haal bij Dick direct een nieuwe fles water voor de rest van het traject. Zo een enorm verschil in temperatuur in zo een korte tijd hadden we nog nooit ervaren, heel bijzonder!
We rijden door het Dorob National Park verder naar het oosten. De weg strekt zich als één rechte streep voor ons uit, met aan weerszijden niets dan lichtgekleurd zand. Aan de horizon zien we een paar kleine bultjes, die steeds groter worden naarmate we verder rijden. Het zijn de rotsen van de Grosse Spitzkoppe, onze bestemming voor vandaag. Van de mistige kust en de droge zandvlaktes rijden we langs uitgestrekte velden met lage struikjes. Ze staan in bloei en kleuren de woestijn licht geel. Nog weer een aantal kilometer verder staat alleen maar droog geel gras. Het landschap blijft veranderen.
Halverwege de dag komen we aan bij de poort van het park, waar we ons eerst moeten registreren. In de verte zien we twee mensen enthousiast zwaaien. Brett en Yvonne hadden ons van verre zien aankomen door de stofwolk die we met z’n drieën opwierpen. Het is erg leuk om ze na zo’n lange tijd weer te zien! Ze gaan ons voor naar de plek waar ze hun kamp hebben opgeslagen. Hun Landrover staat geparkeerd voor een enorm rotsblok. Nu pas is te zien hoe hoog de rotsformatie is die we de hele dag al aan de horizon zagen. De toppen steken honderden meters de lucht in.
Het is weer een hele andere camping dan de plekken die we eerder bezochten. Er is geen water, geen elektriciteit en alleen een ’droog toilet’ (een gat in de grond met een toiletpot er boven). Met een beetje voorbereiding zijn dergelijke primitieve omstandigheden geen probleem. We hebben voldoende vers water bij ons (in de auto van Dick zit zelfs een 60 liter tank) waarmee we kunnen koken en wassen. We hebben genoeg eten, hout voor een kampvuur en vooralsnog voldoende volle batterijen voor onze camera’s. In het uiterste geval zouden we onze apparatuur zelfs met de motoren kunnen opladen.
We schuiven bij Brett en Yvonne op een stoel in de schaduw en kletsen honderduit over de avonturen die we sinds Kenia hebben beleefd. Aan het eind van de dag klauteren we met z’n vijven op één van de grote rotsen om naar de zonsondergang te kijken. We gaan zitten op de stenen die nog warm zijn van de zon en kijken hoe de lucht verkleurt terwijl de zon achter de horizon zakt. Een prachtige schouwspel en een thuisbioscoop op geheel eigen wijze. Nadat de zon onder is, maakt Brett een groot kampvuur. Als het hout niet meer brandt en alleen het houtskool nog gloeit, gaat onze ’boerewors’ op de braai. De salade komt op tafel, een pan aardappelen en een fles koude witte wijn uit de koelkast van Dick. Hoezo ’primitieve omstandigheden’?
Na een stille nacht in de woestijn, begint de volgende ochtend zoals we de vorige avond afsloten. We klimmen over de prachtig gevormde rotsen omhoog om vanaf daar de zon te zien opkomen. We zien beneden in het dal klipspringers, kleine bambi-achtige hertjes, en horen de klipdassen naar elkaar schreeuwen. Terwijl de natuur om ons heen langzaam wakker wordt, zit ik samen met mijn vader stilletjes op de rotsen, ieder met onze eigen gedachten. Wat een magische plek!
Hoewel we hier wel een eeuwigheid hadden willen blijven, pakken we na een uitgebreid ontbijt toch onze spullen weer in. We zeggen onze goede vrienden gedag en vervolgen onze route door het prachtige Namibië. De volgende plek die we graag willen bezoeken is Etosha National Park, waar we een aantal dagen op safari zullen gaan. Vanaf Spitzkoppe is dat nog 600km rijden, een afstand die we verdelen over vier dagen.
Het gebied waar we doorheen rijden is zo mogelijk nog dunner bevolkt dan andere delen van Namibië. Vanaf Spitzkoppe rijden we een aantal uur voordat we door de eerste nederzetting komen. We kunnen tanken en vullen ook de voorraad water weer aan. En vooral dat laatste is hard nodig, want het is warm en we drinken veel water. De doorgaande weg is in zeer slechte staat. De wasbord-weg heeft zulke hoge hobbels dat Dick meerdere keren stopt om te controleren of zijn banden nog hard zijn. We besluiten een wat kleinere weg te volgen, in de hoop dat die in betere staat is. Het eerste stuk is dat inderdaad het geval, maar daarna verdwijnt het gravel en blijft alleen zand over. Ik houd niet van zand (en dat is nog licht uitgedrukt) en kan na al die kilometers nog steeds niet wennen aan het gezwieber van mijn achterband. Met een rood hoofd van de inspanning (en misschien ook wel van frustratie) zak ik naast mijn motor door mijn knieën om wat lucht uit de banden te laten.
Terwijl we stil staan, worden we ingehaald door een kar die wordt getrokken door drie ezels. Op de wagen zit een man met een jongen van een jaar of tien. Achterop de wagen staat een metalen kist, daarnaast ligt een deken. De man vraagt waar we naartoe gaan. Hij is zelf onderweg naar een dorp, een kleine 10 kilometer verderop, om zijn zoon naar school te brengen. Het is zondagmiddag, dus geen schooldag, maar de jongen zal de komende dagen op school blijven en pas volgend weekend weer naar huis gaan. De man vraagt of Dick misschien nog een plekje in de auto heeft voor de jongen en zijn spullen, want vóór het dorp loopt de weg door een droge rivier waar wilde woestijnolifanten lopen. Het zou met de ezelkar te gevaarlijk zijn. Dick heeft genoeg plek in de grote Land Cruiser en vindt het geen probleem om de jongen naar school te brengen. De spullen gaan op de achterbank en de jongen stapt voorin. De man keert zijn ezelkar, steekt nog een keer zijn hand in de lucht en rijdt dan weg. Ook wij rijden weer verder, terwijl we nog eens rustig nadenken over het verzoek van de man. In Nederland is het ondenkbaar dat een vader aan een wildvreemde man vraagt of deze zijn tienjarige zoon misschien een lift naar school kan geven. Wat een andere wereld!
Het diepe zand is voor de Land Cruiser geen probleem. We laten Dick passeren en ploeteren zelf in een iets langzamer tempo verder, terwijl we zoeken naar de aangekondigde olifanten. We rijden door de droogstaande rivier het dorp in en zien de witte Land Cruiser geparkeerd staan naast het kleine schooltje. Terwijl de jongen de zware kist en de deken naar de slaapzaal sleept, staan zijn vriendjes nieuwsgierig naar de Land Cruiser te wijzen om daarna achter hem aan te rennen. Het is het verhaal van de dag!
We vervolgen onze route en komen aan het eind van de middag, zonder olifanten te hebben gezien, aan bij Aabaadi Mountain Camp. We hebben een groot aantal dagen achter elkaar gereden, zonder rustdagen, en zijn moe. Niet in de laatste plaats door de warmte en de inspanning tijdens het rijden over de Namibische wegen. We kijken op de kaart en zien dat we de afstand naar Etosha ook kunnen afleggen in drie dagen, waardoor we één rustdag kunnen nemen. Het idee om een dagje uit te slapen en wat te luieren is aantrekkelijk. Al na een half uur gaat het plan weer in de prullenbak, want terwijl we onderuitgezakt in onze stoel zitten, worden we belaagd door vliegen. Ze zoemen rond ons hoofd, kruipen in onze neus, oren en ogen en laten zich niet wegjagen. Dit is geen doen en zeker geen goede plek voor een rustdag. We gaan vroeg naar bed om de volgende dag toch maar weer te gaan rijden.
De volgende ochtend blijkt dat we niet zomaar kunnen vertrekken, want Dick heeft een lekke band. Er steekt een dikke schroef door het rubber. Wij zijn er tot nu toe zelf genadig vanaf gekomen, want na meer dan 28.000km hebben wij nog niet één lekke band gehad. Dick en Peter vervangen de lege band voor één van de exemplaren achterop de auto. Na een snel ontbijtje vanwege de vliegen, gaan we op pad. We worden onderweg verschillende keren gewaarschuwd voor olifanten, maar zien ze nog niet. We zien wel giraffen. Ze staan op hun gemak naast de weg te eten. Als we heel hard hadden gereden zouden we ze niet hebben gezien, want ze gaan met hun donkere vlekken perfect op in het goud-en-bruine landschap.
We parkeren de auto en de motoren die avond na een lange dag door het stof op de parkeerplaats van de Palmwag Lodge, een prachtige lodge midden in de woestijn. Het is druk, alle kampeerplaatsen zijn al vergeven. Gelukkig mogen we samen met nog wat andere kampeerders op een afgelegen deel van de lodge onze tent opzetten. Bijkomend voordeel is dat die plek nog dichter bij het zwembad is! Het water is erg koud, maar het is zalig. Met één plons is al het Namibische stof dat zich rond onze neus had verzameld verdwenen. Vanuit het zwembad kijken we uit over een groen grasveld met prachtige bloemen en hoge palmbomen, en vlak daarachter het dorre bruine landschap. Het blijft bijzonder dat ze midden in de woestijn zo een groene oase kunnen maken. Het voelt heerlijk luxe om even in het zwembad te kunnen dobberen.
Opgefrist rijden we de volgende dag verder. Eerst een stuk door de heuvels, over de Grootberg Pas en langs rotsformaties waar je ieder moment cowboys verwacht. Een stukje verder ziet de woestijn er weer heel anders uit. De lange rechte weg van wit zand steekt fel af tegen de blauwe lucht en geel gekleurde velden ernaast. De woestijn staat in bloei, het is prachtig. De weg is in goede staat en we gaan lekker. Na al die kilometers zijn er van die dagen dat ik me één voel met mijn motor. Zonder na te denken brengt hij me overal waar ik denk heen te willen. Ik hoef er maar naar te kijken en ik ga er al naar toe. En vandaag gaat het zo lekker dat ik kennelijk even vergeet dat ik op een rijdende motor zit. En dan gaat het fout.
Terwijl ik bijna achterstevoren op mijn motor zit om naar de koeien te kijken die voor de Land Cruiser de weg oversteken, rem ik af en rijd ik vol het diepe zand in aan de rand van de weg. Het voorwiel duikt het zand in en de motor en ik vallen samen op de grond. Normaal gesproken rol ik meteen van mijn motor af, maar doordat ik zo gek op het zadel zat is mijn rechtervoet onder mijn tas terecht gekomen. Het volle gewicht van mijn motor ligt op mijn voet. Ik kan er niet zelf onderuit komen en roep Peter om snel mijn motor op te tillen. Mijn enkel doet flink pijn en even flitst door mijn hoofd: “Gebroken. Reis is over”. Peter tilt mijn motor op en ik zet voorzichtig wat gewicht op mijn voet. Dat gaat goed. Ik stamp een paar keer, eerst nog voorzichtig, maar dan flink hard. Niet gebroken, gekneusd misschien. Die motorlaarzen lopen voor geen meter, maar voor dit soort fratsen zijn ze onmisbaar!
De motor start als altijd en samen gaan we weer op pad. Via Kamanjab, waar we tanken en boodschappen doen, rijden we naar Tandala Ridge Camp. Een prachtige camping op een boerderij waar ze gnoes, hartenbeesten en spiesbokken houden. Vanaf hier is het morgen nog maar een klein stukje rijden naar de ingang van Etosha. Tijdens het eten zien we vanuit onze stoel hoe de spiesbokken en gnoes door de struiken naar de waterplaats vlakbij onze tentjes sjokken. Het is alsof de safari al is begonnen, dat belooft nog wat voor Etosha.
Afgelegde afstand tot en met Tandala Ridge Camp: 28.936 km (17.979 miles)
Klik hier om de foto’s bij dit bericht te zien.
Vorige bericht “Cape-Namibia Route” – Volgende bericht “Etosha“
Peter en Leonie, fijne jaarwisseling. Veel geluk, gezondheid en voorspoed en dat er nog meer van jullie dromen en wensen mogen uitkomen. Die wij dan met zijn alle weer middels jullie “actie” site mogen bewonderen.
Enrico en Jannie xxx
Wat heerlijk he om je vader een poosje bij je te hebben! xx
We blijven genieten van jullie verhalen, heerlijk om Afrika nog een beetje opnieuw te beleven. Ook benieuwd naar jullie (plannen voor het) volgende continent!
Groet,
Marloes &MAurits
Wauw zeg, die kampeerplek bij die rots…prachtig! Een deel van jullie mooie foto’s heeft Dick twee weken geleden vertoond op groot scherm in de kroeg in Eemnes, prachtig en wat een verhalen erbij! Spannend ook die schorpioenen tijdens de afwas he?
Gelukkig viel je val mee zeg, Leonie!
We wensen jullie een prachtig en gezond 2015 toe met onvergetelijke avonturen, mooie zonsondergangen en veel gegraderde wegen 😉
Liefs en een dikke, dikke knuffel,
Leon en Celine
Hallo Leonie en Peter,,
Vanuit Barneveld een hele fijne jaarwisseling en een heel goed 2015 toegewenst.
Dat het maar net zo’n mooi reisjaar mag worden als 2014.
gr Rein en janny
Leonie en Peter,
weer een prachtig verhaal en ben blij voor jullie dat het “ongelukje” met een sisser afgelopen is.
Veel “gezondheid, geluk en wijsheid” toegewenst voor 2015 en dat er veel mooie verhalen uit mogen voortkomen.
Groet
Toine