Om te weten hoeveel benzine, water en eten we moesten inslaan, hadden we verschillende verslagen gelezen van reizigers die de Turkana Route hadden gereden. Reisverslagen die in de eerste plaats vooral de avonturen beschrijven die onderweg waren beleefd. De informatie over de staat van de ’weg’ loog er niet om. Lange stukken met diep zand, eindeloos veel rivierbeddingen die moesten worden doorkruisd, paden met losse stenen en velden met scherpe lavastenen zo groot als voetballen. Bijkomende factor was het weer. Het kon ofwel enorm heet zijn, wat het rijden in deze toch al moeilijke omstandigheden nog zwaarder maakt, of veel regenen, wat de route op sommige stukken onbegaanbaar zou maken. Hoewel ook was beschreven hoe ongelofelijk prachtig de route zou zijn, was ik in Omorate vooral bezig met de uitdagingen die ons te wachten stonden.
Bij het hotel waar we overnachten, ontmoeten we een motorrijder uit Barcelona. Een jaar eerder was hij uit Omorate vertrokken om de Turkana Route te rijden op zijn Yamaha Ténéré. Nog geen 30km buiten Omorate was hij in het diepe zand gevallen, waarbij hij zijn been op twee plekken had gebroken. Het had drie dagen geduurd voordat hij vanuit Omorate met twee verschillende vliegtuigen naar een ziekenhuis in Addis Abeba was gebracht en nog een jaar voordat hij weer normaal kon lopen. Hij was nu terug om zijn motor op te lappen en het nog een keer te proberen. Onder de indruk van zijn verhaal, krap ik me nogmaals achter mijn oor. Waar gaan we aan beginnen?
Gespannen en een beetje zenuwachtig kruip ik die avond onze warme tent in. De buitentent hadden we niet gebruikt om nog een beetje wind door de tent te laten, maar dat lijkt niets te helpen. Badend in het zweet en een beetje misselijk probeer ik in te slapen. Een half uur later ren ik in mijn ondergoed over het binnenterrein van het hotel, de laatste enjera van Ethiopië kan ik niet meer binnenhouden. Ellendig.
Na een doorwaakte nacht, pakken we de volgende ochtend vroeg onze spullen in. De duffels die we achterop meedragen gaan bij Pim in de auto, net als de boodschappen die we die ochtend nog doen. Nadat we ook ons Ethiopische geld hebben gewisseld, rijden we in colonne naar het kantoor van de douane. Een half uur later hebben we alle vijf een stempel in ons paspoort en zijn ook de vier Carnets de Passages gestempeld. We rijden Omorate uit.
Net buiten Omorate slaan we rechtsaf een zanderig pad in. Het is net breed genoeg voor één auto, een weg kun je het niet echt noemen. Op sommige stukken is het zand heel diep. We zijn nog geen twee kilometer verder als mijn motor alle kanten op zwabbert en kan ik hem nog net rechtop houden. Dat begint al goed. Peter komt aangelopen met het bandenspanningsmetertje en samen laten we wat lucht uit de banden. Met de zachtere banden hebben we veel meer grip in het losse zand. Staand op mijn motor en ietwat hangend aan mijn stuur om mijn voorwiel licht te houden, gaat het rijden best goed. Op stukken waar het zand wat dieper is, herinner ik me de offroad cursus die we volgden bij Toine van Dijk. Het is alsof hij naast me rijdt: “Gas, gas, gas d’r op Leonie! En opschakelen nu!” Het voelt tegennatuurlijk, want als mijn motor begint te zwabberen zou ik het liefst remmen en mijn voeten aan de grond zetten, maar dat is alleen maar moeilijker. Gas er op dus!
Met de kilometer gaat het beter en krijg ik meer vertrouwen. We gaan niet hard (niet harder dan 40km per uur), maar we maken voldoende voortgang. Voordat ik het weet zijn we zelfs al verschillende droge rivierbeddingen doorgereden. Ook dat blijkt dus prima te gaan, zeker op deze motor. Ik ben zo blij dat we de grote Honda’s (Africa Twin en Transalp) hebben thuisgelaten! In sommige rivierbeddingen moeten we door heel diep zand rijden. Het doet denken aan het diepe, mulle zand bovenaan het strand, net onder de duinen. Met mijn voeten aan de grond tokkel ik in de eerste versnelling door het spoor in het zand. Niet echt ’Dakar-waardig’, maar zo houd ik mijn motor rechtop en mijn spullen en vooral ook mezelf heel. Dit gaat prima.
Peter en ik rijden voorop, Jan met Margriet achter ons en daarachter Pim. Zo hebben wij minder last van het stof en kunnen zij ons beter in de gaten houden. Het zand is voor de auto’s veel minder een probleem, het enige risico is dat ze vast komen te zitten in de diepe rivierbeddingen, omvallen zullen ze niet zo snel. Bij de diepe stukken zand waar ik door heen tokkel wacht Jan een poosje achter mij om daarna met hoge snelheid hun Land Cruiser ook door het diepe zand te rijden. Het ziet er indrukwekkend uit.
Er lopen meerdere sporen door het zand en soms is het flink zoeken welk pad we nu moeten hebben. We gebruiken ’Tracks4Africa’ op onze GPS, waarin de routes die eerder door anderen zijn gereden zijn aangegeven. Samen met Jan, die de route ziet op zijn Ipad, en Pim, die een nieuwere versie van Tracks4Africa’ heeft, weten we het juiste pad te vinden.
We slingeren over het track verder de droge savanne op. We passeren verschillende kleine nederzettingen, waar een paar hutjes samen een klein dorp vormen. In één van de dorpen stuiten we op een slagboom die over het pad is neergelaten. We stoppen en worden al snel ’omsingeld’ door een grote groep belangstellenden. Wij zijn net zo geïnteresseerd in hen, als zij in ons. Ze zien er prachtig uit, met traditionele kleding, sieraden en indrukwekkende wapens. Nadat we hebben verteld waar we naartoe gaan, gaat de slagboom voor ons open en mogen we verder rijden. We komen nog een aantal dorpen tegen met een slagboom of een touw over het pad. In het vierde dorp waar we op een slagboom stuiten lijkt het alsof we nu dan echt de grens met Kenia hebben bereikt. Er staan zelfs twee politieagenten in uniform. Als we even stil staan, staat er opnieuw een grote groep mensen om ons heen. We worden begroet met een vrolijk; “Jambo, Mzungu!” Swahili voor “Hallo, blanke”. Nu weten we het zeker, dit is de grens met Kenia!
Een douanekantoor is hier niet en een stempel in ons paspoort kunnen we dan ook niet krijgen. Dat komt later wel. Na een kort praatje doet één van de agenten de slagboom omhoog: “Karibu Kenya!” (“Welkom in Kenia!“). Over stoffige zandpaden rijden we verder naar het zuiden. Voor het eerst kunnen we naast het pad nu ook het Turkana Meer zien. Het pad leidt ons door een dorpje met kleine hutjes waar vers gevangen vis ligt te drogen. Halverwege de middag komen we aan in Illeret, het eerste wat grotere gehucht in Kenia. Hier moeten we ons registreren bij de politie. We worden hartelijk ontvangen door Victor, die onze paspoorten inneemt en ons wijst waar we wat te drinken kunnen krijgen terwijl hij onze gegevens noteert. De warme Sprite smaakt goed na de inspanningen van die dag. Ook hier kunnen we geen stempel in ons paspoort krijgen. Stempels moeten wij uiteindelijk halen in Nairobi.
Als alles is genoteerd, verlaten we Illeret en rijden we door richting de ingang van Sibiloi National Park. We zullen niet door het park rijden, maar langs de parkgrens. Als we bij het meer vandaan naar het oosten rijden verandert het pad langzaam van structuur. We rijden niet langer over zand, maar over grote ronde stenen. De weg slingert over de losse stenen omhoog en omlaag. Aan het eind van de middag vinden we een vlak plateau, dat uitkijkt over Sibiloi National Park. Een prima plek om te kamperen. Met de schep van Jan maken we een lapje grond zo groot als het grondzeil vrij van stenen waar we onze tent opzetten. In de schemering koken we wat pasta en maken we een saus van tomaten, uien, knoflook en wat pittige kruiden. Het smaakt prima! Voldaan kijken we terug op een geslaagde eerste dag. Het rijden door het diepe zand ging me beter af dan ik had gedacht en de motoren deden het super goed. Met iets meer zelfvertrouwen en inmiddels wat gezondere spanning kruip ik die avond vroeg onze tent in.
Halverwege de nacht sta ik opnieuw in mijn ondergoed buiten. Dit keer niet vanwege het eten, maar om de buitentent alsnog over de binnentent te doen vanwege de regen. En niet zomaar regen, maar een flinke bui met knetterend onweer. De ergste warmte is daarmee uit de lucht, dus slapen gaat daarna iets makkelijker. We zien morgen wel wat de regen met de weg heeft gedaan.
De wekker gaat vroeg. Na een ontbijt van droog brood met jam en een kop thee, pakken we alles weer in. Het afbreken van de tent, het inpakken van de tassen en het aantrekken van onze motorpakken duurt toch wel een stuk langer dan de tijd die Jan en Margriet nodig hebben om hun ’Dappere Dodo’ weer klaar te maken voor vertrek. Ook Pim is een stuk sneller klaar met het inklappen van zijn daktent. Het heeft toch ook wel voordelen om met de auto te reizen.
De route leidt ons verder langs het park. De weg is niet echt verslechterd door de regen van die nacht en ook de rivierbeddingen waar we doorheen rijden zijn nog (of weer) droog. Peter rijdt voor mij en is daarmee min of meer ’verkenner’. Het rijden gaat hem duidelijk veel beter af, want hij kan onderweg ook nog om zich heen kijken. Terwijl ik met mijn tong uit mijn mond probeer mijn motor zo goed mogelijk over de paden te manoeuvreren, hoor ik via de intercom welke vogels en dieren hij ziet. Hij is een goede spotter en ziet ook de eerste ’wilde dieren’; een groep Topi antilopen. Om het nationale park is geen hek geplaatst en de dieren trekken zich natuurlijk niet veel aan van de parkgrenzen. Vanaf een afstandje bekijken we elkaar en pas als wij onze motoren uitzetten om wat foto’s te maken, rennen ze op een drafje weg.
Verder naar het zuiden komen we de aangekondigde velden met lavastenen tegen. Stenen zo groot als tennisballen, maar later ook stenen zo groot als voetballen. Op een deel van de route is het pad vrijgemaakt van de grootste stenen, maar op andere stukken moeten we over de stenen heen. Heel lastig, zeker waar de weg sterk omlaag gaat naar een droge rivierbedding om daarna weer steil omhoog te gaan. De stenen liggen los en schieten onder onze wielen weg. We moeten de aandacht erbij houden en kunnen niet zomaar overal stoppen. Als de stenen te groot zijn, zijn de gaten ertussen ook groot en is er geen plaats om je voeten neer te zetten. Gas erop houden dus.
We hebben die ochtend weer wat lucht in de banden gedaan, om te voorkomen dat we lek rijden op de scherpe stenen. Ondanks dat we de grootste stenen proberen te ontwijken, stuiteren we er soms flink overheen en stoppen we verschillende keren om de banden te controleren. De motoren doen het super goed en ook op de steile hellingen komen we zonder problemen boven. Opnieuw spreken we naar elkaar uit hoe blij we zijn dat we op deze lichte Honda’s reizen.
We zijn op weg naar Loyangalani en komen onderweg een bord tegen waarop staat dat dat nog 107,5km is. We rijden niet snel en halen op sommige stukken hooguit 15km per uur. Rekening houdend met de hoognodige pauzes en die langzame snelheid duurt het zeker nog vier tot vijf uur voordat we daar zullen zijn. Maar het is nog vroeg, dus wie weet redden we dat wel. Een camping met een douche en wat te drinken zou toch fantastisch zijn.
De motor stuitert over de stenen en onze armen trillen mee. Het is heel vermoeiend en na een tijdje begin ik het te voelen in mijn armen en mijn rug. Op stukken waar we stil kunnen staan stoppen we regelmatig om even uit te rusten, de armen uit te schudden en wat te drinken. We stoppen halverwege de ochtend voor een koffiepauze en niet lang daarna alweer voor een lunch. Mijn Camelbak heb ik al twee keer leeg gedronken. En op de moeilijke momenten als wij staan uit te puffen komt Margriet naast ons staan met een bakje met Engelse drop(!!). Wat kan een dropje toch lekker zijn.
Hoe dichter we bij het meer komen, hoe meer zandpaden en droge rivierbeddingen we weer tegen komen. De hitte en de vermoeidheid beginnen aan het eind van de middag hun tol te eisen. We moeten steeds vaker stoppen om op adem te komen en wat te drinken. Zeker in de diepe stukken met zand, als mijn motor alle kanten op zwiert, zie ik het soms niet meer zitten. Buiten adem, zet ik mijn voeten aan de grond om languit over mijn tanktas uit te hijgen. Als Peter op enig moment buiten bereik van de intercom is, Jan mij heeft ingehaald en ik diep zand voor me zie, zakt de moed me in de schoenen. Ik vraag Pim om achter mij te blijven rijden, zodat hij me kan helpen als ik zou vallen en ploeg verder door het diepe zand. De angst om te vallen werkt soms verlammend en maakt dat ik geen gas geef als ik dat wel zou moeten doen. Dat terwijl ik tot dat moment nog niet één keer daadwerkelijk met mijn motor op de grond heb gelegen.
Terug bij Peter, Jan en Margiet, die boven op een heuvel op ons staan te wachten, staat Peter weer klaar met de bandenspanningsmeter. We laten lucht uit de banden om het rijden door het zand wat makkelijker te maken. Alleen goed oppassen voor de stenen die nog tussen het zand omhoog steken, want met de zachte banden is de kans op een lekke band groter. We rijden verder naar het meer door het diepe zand. Op mijn teller zie ik dat het nog 15km is naar Loyangalani. Ik wil daar heel graag naar toe, niet alleen om zelf een koude cola te drinken, maar ook zodat de anderen dan van een douche en een koud drankje kunnen genieten. Maar ik kan niet meer. Om de 100 meter zwiert mijn motor over het zandpad en ik kan hem met moeite nog overeind houden. Ik ben kapot en moet stoppen. Lastig want het is wel duidelijk dat de rest, inclusief Peter, nog makkelijk had kunnen doorrijden.
We vinden een vlak stuk zand met uitzicht over het meer. Het is nog licht en terwijl Peter de tent op zet, begin ik vast met koken. Opnieuw pasta met tomaten, uien, knoflook en pittige kruiden. Maar dit keer met daarbij een heerlijk salade van koolsla, gedroogde paparika’s en mango die Margriet heeft gemaakt. Het smaakt goed! Zodra de kookspullen weer zijn opgeruimd, kruipen we onze tent in. Geen idee hoe laat het is, maar het is donker en ik ben moe.
Onze lakenzakken en kussens zijn nat van het zweet als we de volgend ochtend wakker worden. Het is heel erg warm en die nacht niet afgekoeld. We wandelen naar het meer met een handdoek en wat zeep om op te frissen. Eerst goed opletten om te kijken of we geen krokodillen of krokodillensporen zien, want het meer zit er vol mee. De kust lijkt veilig. We wassen ons en sjokken dan weer terug naar de tent. Terug bij de tent zitten dan twee Turkana mannen te bekijken wat die vijf ’mzungu’s’ daar toch aan het doen zijn. Eén van hen spreekt goed Engels. We maken een praatje over onze reis, hun dorp en de wapens die ze bij zich dragen. Er zijn in dit gebied regelmatig gevechten tussen de verschillende stammen, maar de mannen verzekeren ons dat de wapens zijn bedoeld om zich te beschermen tegen wilde dieren zoals hyena’s. De mannen willen graag een lift en mogen bij Pim instappen om mee te rijden naar Loyangalani.
We stappen weer op voor de laatste 15km naar Loyangalani. We rijden verder door het diepe zand en doorkruisen verschillende droge rivierbeddingen. We rijden over een weidse vlakte waar allemaal kleine geulen vanaf de heuvels naar het meer lopen. De geulen staan nu droog, maar de zijkanten zijn recent nog door het water uitgesleten en lopen kaarsrecht naar beneden. Met de motoren prima te rijden, maar voor de auto’s wat lastiger. Ze raken steeds met de achterkant van hun auto de grond als ze de geulen weer uit willen rijden. Wij kunnen het voorop dit keer rustig aan doen en hebben genoeg tijd om foto’s te maken en wat te filmen.
Na 15km is nog geen spoor van Loyangalani te bekennen. Een blik op de kaart leert dat we nog minimaal 50km moeten afleggen voordat we daar zijn. Als we verder rijden liggen er steeds meer stenen op het pad en rijden we langzaam weer de heuvels met lavastenen in. Vanaf de heuvels hebben we een geweldig uitzicht over het meer. Het meer heeft een prachtige jade groene kleur en steekt mooi af tegen de dreigende lucht erboven. We stoppen regelmatig, vandaag vooral om foto’s te maken. Tegen lunchtijd komen we aan in Loyangalani. Een klein dorp, maar nadat we voor -ons gevoel een eeuwigheid- door ’onbewoond gebied’ hebben gereden, komt het over als een drukke stad.
We vinden een plekje op Palm Shade Camp, een camping met een toilet en een douche waar zo waar ook water uitkomt! Wat een luxe! Net als we de tent willen opzetten begint het heel hard te regenen. Het groene grasveld verandert in een sompige bende. Als het even droog is, vertrek ik met Pim naar de dorpsstraat om wat boodschappen te doen, terwijl Peter zich bezig houdt met de tent. In de straat zitten een tiental kleine winkeltjes, waar je van alles kunt krijgen. Ook in de lokale supermarkt hebben ze werkelijk van alles; van lucifers tot flosdraad en van rattengif tot speren. En we hebben geluk want de vrachtwagen met nieuwe voorraad is net geweest, dus ze hebben verse spullen. We kopen brood, fruit, thee en frisdrank. Maar koken doen we die avond niet, want we genieten met z’n vijven van een heerlijk driegangendiner dat is klaargemaakt door de kok op de camping. Soep, curry met rijst, fruit en zelfs een koud biertje! Wat een feest.
Met nieuwe energie stappen we de volgende ochtend weer op. Ook nu is het weer even afwachten wat de regen heeft gedaan met de weg. De manager van de camping adviseert om terug te komen naar de camping als we een stromende rivier tegenkomen en deze niet over te steken. Dit om te voorkomen dat we halverwege de route vast komen te zitten. Hij geeft ons zijn telefoonnummer en drukt ons op het hard om te bellen als we onderweg problemen ondervinden. We rijden het dorp uit en zien zo ver als het oog reikt velden met losse lavastenen. Er lijkt een soort spoor te lopen over die stenen waar eerder auto’s en vrachtwagens hebben gereden. Van een weg kun je niet spreken, terwijl op de kaart een mooi geel lijntje is getrokken.
In het begin rijden we over een vlak stuk, met een prachtig uitzicht over het meer. Dan rijden we langzaam de heuvels in en daar begint de ellende. De stenen liggen hier behoorlijk los, schieten weg onder onze wielen en zijn door de regen van die nacht behoorlijk glad. Net als de dagen ervoor kunnen we niet zomaar overal stoppen en moeten we op steile stukken omlaag en omhoog heel geconcentreerd de motor over de stenen rijden. Toch lig ik op enig moment ineens op mijn zijkant. Het achterwiel was weggeschoven over wat losse stenen. Het deed geen pijn en de motor deed het nog, maar ik moet toch weer even op adem komen voordat ik verder kan rijden.
Er zijn flinke geulen in de weg ontstaan op plekken waar het water van de berg af het meer in is gestroomd. Op weg naar beneden heeft het water stenen meegenomen en diepe gaten achtergelaten in de ’weg’. Ook de auto’s hebben het moeilijk op dit stuk. Verschillende keren moeten Jan en Pim de auto uit om de weg te verkennen voordat ze verder kunnen rijden. Tot drie keer toe rijdt Peter allebei onze motoren door een lastig stuk, één keer zelf door ernaast te lopen. Terwijl ik bovenaan een lange helling moed sta te verzamelen om naar beneden te rijden, hoor ik over de intercom gevloek en zie ik Peter beneden hard van zijn motor af stuiteren. Hij staat gelukkig weer op en laat weten OK te zijn. Een beurse elleboog, een verbogen rempook en een gescheurde band van één van de tassen zijn het resultaat. Door de intercom hoor ik: “Blijf maar boven, ik rijd jouw motor wel naar beneden”. Held! Hij komt naar boven gelopen en als hij op adem is, rijdt hij (iets langzamer dan de eerste keer) mijn motor zonder problemen naar beneden.
We zijn nog geen 10km bij Loyangalani vandaag, maar allebei al helemaal kapot. Het duurt nog een paar kilometer voordat we dit rot stuk eindelijk achter ons laten en van het meer weg rijden, de heuvels in. Het gaat steil omhoog. Op sommige stukken zijn in de bochten betonplaten neergelegd, wat het een stuk makkelijker maakt om boven te komen. Als we aan de andere kant van de heuvels weer naar beneden rijden, komen we terecht op een zandweg. Niet van dat diepe witte zand, maar donker bruin of zelfs rood zand dat door de regen die is gevallen lekker hard is. De gemiddelde snelheid gaat omhoog en ondanks dat het op enig moment hard begint te regenen gaat het lekker. We kunnen een beetje bijkomen en de moeilijke kilometers van die ochtend langzaam achter ons laten. Voor het eerst kan ik tijdens het rijden ook een beetje op me heen kijken. Al zie ik nog steeds geen dieren, behalve als Peter heel duidelijk zegt; “Op 11 uur twee hertjes”.
We rijden over de zandweg tot we halverwege de middag, iets eerder dan verwacht, aankomen in South Horr. Een Samburu dorp langs een brede rivier waar wij een plekje vinden op een mooie camping. Als de tent is opgezet en onze spullen hangen te drogen, lopen we een rondje door het dorp, bekijken we de Samburu hutjes en sjokken we door de nu nog droge rivier. Tegen borreltijd schuiven we de stoelen bij elkaar, komen de chips en nootjes uit de voorraadkast van Jan en Margriet en beleven we de spannende momenten van die ochtend nog eens.
De volgende ochtend rijden we verder over de harde zandpaden, vanuit South Horr eerst naar Baragoi. We laten de heuvels achter ons en rijden een enorme savanne op. Het is prachtig, zoals je Afrika kent uit de BBC documentaires. Een gebied waar je ieder moment giraffes of olifanten zou verwachten. Geweldig mooi! We nemen ruim de tijd om foto’s te maken, rond 11 uur koffie te drinken en een paar uur later te lunchen. In Baragoi doen we wat inkopen, waarna we verder rijden naar Maralal. We vinden een plekje op de Yare Camel Camp. Het is onze laatste avond als “Dutch Turkana Team”. Jan en Margriet moeten onverwacht naar huis en zullen vanaf Maralal de kortste route naar Nairobi rijden. We wisselen e-mailadressen, foto’s en films uit en zwaaien ze de volgende ochtend uit als ze weg rijden. Samen met Pim maken wij ons op voor het laatste stuk van de route, van Maralal naar Lake Baringo.
Hoewel we hadden verwacht dat het nu wel klaar zou zijn met het offroad, was niets minder waar. Over een slecht onderhouden zandweg vol ’potholes’ stuiteren we verder. Langs kleine dorpjes, waar duidelijk lange tijd geen toeristen zijn geweest. We rijden langs een natuurpark en zien onderweg onze eerste zebra’s. Vlak voor Lake Baringo slaan we rechtsaf een volgende zandweg in. De weg is eerst nog breed, maar wordt steeds smaller. De regen heeft diepe geulen in de weg achtergelaten. Diep genoeg om een motor in te laten verdwijnen. En zoals vaak zit het venijn in de staart. De laatste (lange) kilometers leiden over een ’weg’ door de heuvels met losse stenen, diepe gaten en steile afgronden. Aan het eind van de dag zien we aan de horizon de eerste glimp van Lake Baringo. Eenmaal in het dal maakt mijn hart maakt een klein sprongetje als we in Loruk eindelijk het asfalt op rijden!
Vanaf Woyto in Ethiopië hebben we er dan 956km offroad opzitten. Bijna 1.000km door een prachtig gebied, met bijzondere inwoners en spectaculair natuurschoon. Een route die me soms tot wanhoop dreef, maar waarvan ik heel blij (en ook trots) ben dat wij die hebben gereden. De voorbereidingen die we hadden getroffen waren goed, maar waren achteraf gezien niet allemaal nodig. Hoewel er pas voor het eerst in Baragoi weer een tankstation was, hadden we onderweg overal benzine kunnen krijgen op de zwarte markt. Ook eten hadden we onderweg gewoon kunnen kopen. Misschien geen chocolade pasta of snickers, maar zeker genoeg eten om de route goed doorvoed uit te rijden. En ook water hadden we onderweg wel kunnen krijgen.
Dit neemt niet weg dat wij heel erg blij waren dat we extra benzine, water en eten bij ons hadden en een reisgenoot hadden gevonden bij wie we dat allemaal in de auto mochten zetten. Maar bovenal waren we blij met de morele steun en het gezelschap van Jan, Margriet en Pim. Hierbij nogmaals dank, ook voor de Engelse dropjes!
Klik hier om de foto’s te bekijken.
Gereden afstand tot Lake Baringo: 13.590km
PS Jan maakt prachtige filmpjes van de reizen die hij samen Margriet maakt. Hij maakte ook twee geweldige filmpje van de Turkana Route. Klik op de link hieronder om de filmpjes te bekijken.
Vorige bericht “Turkana Route II – Bull Jumping” – Volgende bericht “Vogels spotten rond de evenaar“
Gaaf! Goed muziekje ook onder de video, heel toepasselijk xxx
Hoi, Leonie en Peter,
wat een genot om jullie op deze manier te mogen volgen.
Het ziet er allemaal erg mooi en avontuurlijk uit.
Lastig om dit echt voor te stellen vanuit het nu bijna herfstachtige Nederland.
Nog heel veel plezier en we blijven jullie volgen.
Gr Joke en Janleen
Het ontzettende bikkel!!
Wat gaaf om je verhalen (af en toe met dicht geknepen billen) te mogen lezen. Wat een avontuur.
Geniet van alles wat je meemaakt!! En ik lees graag weer met je mee!
Lieve groeten van Ireen
Prachtig! ‘Suske en Wiske en het pittige parcours’.
Groeten Martin
O, jongens wat moet dat een ongelooflijk zware reis voor jullie geweest zijn. Ik heb diep respect voor jullie. En helemaal voor jou Leonie. En wat fijn dat jullie zulke fijne reisgenoten hebben getroffen. Ik ben blij te lezen dat jullie ondanks de moeite die de tocht kost toch ook nog kunnen genieten van de omgeving. Bedankt voor dit mooie verslag met filmpjes en prachtige foto’s. Een hele goede reis verder en vooral genieten. Liefs, Anna
Lieve Peter en Leonie, wat een verhaal weer en wat zijn jullie geweldig goeie motorrijders!!! Ik voelde helemaal met je mee Leonie en wat zal en mag jij je trots voelen! Genietze van deze mooie reis en op naar het volgende verhaal!! Dikke zoenen erik en astrid. Xxx
Weer een prachtig verslag, bedankt.
Ongelooflijk. De filmpjes laten ons naast je verslag goed zien wat er komt kijken off. road van A naar B. Geweldig Leonie wat heb je een doorzettingsvermogen. Veel succes verder.
Wat ben jij een held, Leonie!! Respect voor hoe jullie je samen door de lastige stukjes heen worstelen. Dikke kus, m
Wow, how exciting and nervewrecking it sounds to have driven the route…! Fantastic