In de binnenzak van mijn motorjas zit een sleutelhanger van Sint Christoffel. Aan mijn toilettas hangt een gelukspoppetje. En onderin mijn tas bewaar ik: een geluksmuntje, een klavertje vier, een ’happy boedha’ en een bedelarmbandje. Stuk voor stuk cadeautjes, om ons een veilige reis te wensen. Een beetje bijgelovig ben ik wel, dus alles kreeg een plekje in mijn tas. En de collectie werd in Argentinië uitgebreid, want aan onze motoren wapperen nu ook twee rode lintje in de hoop dat ‘Difunta Correa’ ons gunstig gezind is.
Lange tijd was onduidelijk wat de rode lintjes aan de Argentijnse auto’s betekenden. Net zo nieuwsgierig waren we naar de vele kapelletjes langs de weg, met rode vlaggen, water flessen en bloemen. We dachten eerst aan verkeersslachtoffers, maar zagen zoveel kapelletjes dat we ons dat niet konden voorstellen. Nadat we de zoveelste voorbij reden, namen we een kijkje bij één van de kapelletjes. En zo vonden we de antwoorden.
De huisjes met de rode vlaggen zijn voor Gauchito Gil. Een Argentijnse volksheld uit 1840, die zich na een tragisch liefdesleven inzette voor de armen en na zijn dood op wonderbaarlijke wijze een zieke jongen zou hebben genezen. Hij geldt als beschermheer van gaucho’s en wordt aangesproken voor geluk, liefde, gezondheid, genezing en een veilige reis. De huisjes met de flessen water zijn voor Difunta Correa. Het verhaal gaat dat zij met haar baby lopend door de woestijn trok, op weg naar haar echtgenoot die gewond was geraakt in de oorlog. Ze stierf toen haar water op raakte. Toen haar lichaam vier dagen later werd aangetroffen, was de baby nog in leven omdat haar borst op miraculeuze wijze nog melk gaf. Ze is beschermvrouwe van veehouders, vrachtwagenchauffeurs en gaucho’s, die flessen water brengen om haar eeuwige dorst te lessen.
Difunta Correa werd begraven bij Vallecito, vlakbij de plek waar ze volgens de overlevering werd gevonden. Het ligt op onze route, dus we besluiten om een kijkje te nemen. In tegenstelling tot de bescheiden kapelletjes langs de weg, is haar graf uitgegroeid tot een waar bedevaartsoord. Een klein dorp, met meer dan 15 kapellen, hotels, restaurants en souvenir winkels. Bezoekers worden met bussen tegelijk aangevoerd. Ieder van hen met een aantal flessen water in de tas.
Samen met Ton en Marijke, beklimmen we de heuvel naar de belangrijkste kapel met daarin twee levensechte beelden van Difunta Correa. Ze ligt afgebeeld in een donker blauwe jurk, met één ontblote borst waar haar baby uit drinkt. In de kapel staan verschillende mensen te bidden, terwijl in een hoek jonge moeders openlijk hun kind de borst geven. Buiten zet een ouder echtpaar flessen water neer bij de enorme verzameling plastic flessen. Langs de trap hangen nummerplaten, v-snaren en andere auto onderdelen om te bedanken voor veilige kilometers. Op de heuvel staan miniatuur huizen, als dank voor het geld waarmee het huis werd betaald. Ze wordt ook bedankt voor: gewonnen sportprijzen, gevonden liefdes, gehaalde examens, geslaagde operaties, enzovoort. Als nuchtere Hollanders verwonderen we ons over de devotie voor de mythische dame en de gebeurtenissen die aan haar worden toegeschreven. Dit gaat zelfs mijn kleine beetje bijgeloof te boven. Terwijl we naar de motoren lopen, kopen we in één van de vele winkeltjes twee rode lintjes. Meer als souvenir dan iets anders. Maar, ach: “baadt het niet, dan schaadt het niet”. Het is alleen nog even afwachten of haar krachten ook werken buiten de landsgrenzen van Argentinië.
Vanaf Vallecito rijden we door naar San Agustin de Valle Fertil. Het is een schattig dorpje, met een mooi dorpsplein en dikke bomen langs de hoofdstraat. Het doet denken aan dorpjes in het zuiden van Frankrijk. Het is warm en het leven speelt zich af op straat. Iedereen lijkt elkaar te kennen, maar ook wij worden hartelijk gegroet. We blijven drie dagen, doen de was, vullen de koelkast van de camper bij en wat werken wat aan de motoren en het blog.
Na drie dagen stappen we weer op de motoren om Regionaal Park Ischigualasto te bezoeken. Een natuurpark in een vallei met bijzondere rotsformaties, waar een groot aantal dinosaurus skeletten zijn gevonden. Het park leent zich uitstekend voor een dagje offroad rijden, maar dat kan helaas niet. We mogen wel op de motoren naar binnen, maar moeten in colonne achter een gids aan naar de bezienswaardigheden. Er staat al een lange rij auto’s voor de ingang te wachten als we bij het park komen. We volgen de gids naar verschillende plekken in het park, waar hij ons in rap Spaans vertelt over het gesteente en de bijzondere vondsten. We zijn de draad snel kwijt en lopen wat rond om foto’s te maken. Het is prachtig. We zien unieke bolvormige stenen, gekleurde rotsen in de ’Valle Pintura’ en indrukwekkende formaties in de ’Valle de la Luna’. Steeds als we naar de volgende plek rijden, laten we even een gat vallen met de auto’s voor ons, om daarna in een wat rapper tempo weer aan te sluiten. Toch nog een heerlijk ritje.
Iets ten noorden van Ischigualasto, ligt Nationaal Park Talampaya. Daar willen we ook graag naar toe. Het is te laat om het park vandaag nog te bezoeken, maar er zijn een aantal kampeerplekken. We kunnen hier overnachten en morgenochtend het park in. Als de tent is opgezet bekijken we vanuit onze luie stoelen de zonsondergang. Overdag was het nog behoorlijk warm in het woestijnachtige gebied, maar inmiddels koelt het snel af. Het is heel donker en heel stil, zeker nu de wind is gaan liggen. In de verte onweert het. De uitgestrekte vlakte wordt steeds heel even verlicht. Na een poosje trekt het wolkendek open en komen de eerste sterren tevoorschijn. We zijn veel buiten als we kamperen en op avonden zoals dit is dat zeker geen straf.
De volgende ochtend lopen we na een snel ontbijt met onze camera’s naar de ingang van het park. De camper en de motoren moeten op de parkeerplaats blijven, want die mogen dit park niet in. In plaats daarvan nemen we plaats in een enorme truck die is omgebouwd tot bus. Terwijl een gids (dit keer in verstaanbaar Spaans) vertelt over de omgeving, rijden we door een smalle gorge. De rotswanden zijn wel 150 meter hoog en lopen steil naar beneden. Water en wind hebben prachtige sporen achtergelaten in het dieprode gesteente. Op sommige plekken staan alleen nog smalle pilaren. We stoppen een aantal keer om door de gorge te wandelen en zien guanaco’s, vosjes, groene papegaaien en bijzondere rotstekeningen. Het is een mooi gebied, waar we graag een rondje op de motoren hadden willen rijden.
Na het bezoek aan het park, rijden we diezelfde middag verder naar het noorden. Onze bestemming voor vandaag is Chilecito, een dorp 100 km verderop. Een prima afstand voor de middag. We zijn nog maar net onderweg als we moeten stoppen bij een politie checkpoint. Een vriendelijke agent vertelt ons dat de weg is afgesloten. We moeten via een ander dal naar Chilecito rijden, waardoor het ineens 250 km is. Het is maar de vraag of we dat vandaag nog halen. Maar er zit niets ander op: we draaien om, openen het gas en kijken wel hoe ver we komen.
Het slechte weer dat we gisteren avond in de verte zagen, is blijven hangen. Het regent en het waait hard. De motoren hebben het moeilijk met de harde wind en gebruiken meer benzine dan gewoonlijk. We moeten de benzine uit de jerrycans gebruiken, want weg van de doorgaande wegen en de grote steden zijn hier geen tankstations. Pas 150 km verder vinden we een tankstation. Nu dient het volgende probleem zich aan, want we hebben geen geld meer! Althans, geen cashgeld. In San Augustin hadden we Amerikaanse dollars willen wisselen voor Argentijnse pesos, maar van de ’Blauwe dollar’ hadden ze daar nog nooit gehoord. We waren daar al zo aan gewend geraakt, dat we er niet aan hadden gedacht om geld te pinnen. En hier, bij het kleine tankstation, nemen ze onze dollars ook niet aan. Gek genoeg werkt onze bankkaart ook niet. Geen benzine dus. Op deze manier kan je van ieder dagje uit wel een avontuur maken.
Zonder benzine kunnen we niet naar Chilecito, want dat is één rechte weg door de woestijn zonder tankstations. In plaats daarvan gaan we naar La Rioja, een wat grotere stad. Gezien de afstand zouden we dat nog net moeten redden. Onze benzinemeter knippert al een poosje als we de stad in de verte zien opdoemen. We vinden direct een groot tankstation. De enthousiaste pompbediende vindt die buitenlanders maar wat interessant en lijkt trots als hij vertelt dat we met dollars kunnen betalen. Hij gaat ons voor naar de eigenaar, Don Fabio. In een kamertje achter in het gebouw zitten drie wat oudere heren. Ieder met een enorme buik, een schakelketting en een gouden zegelring om hun dikke pink. Ze doen denken aan de mannen die we eerder in Napels zagen. Alleen de zonnebril ontbreekt nog. Don Fabio voert het woord. We kunnen geld wisselen tegen een redelijke goede koers. Ik geef hem flink wat dollars en krijg een handgeschreven briefje waarmee ik het geld kan ophalen bij de jongen aan de pomp. Dit zou genoeg moeten zijn voor de laatste week in Argentinië.
We gooien de tanks vol en buigen ons dan met Ton en Marijke over de kaart. Het is te laat om nog door te rijden, dus we moeten in La Rioja overnachten. Volgens de reisgids is er een camping aan de andere kant van de stad. We rijden door het drukke centrum en stoppen in een buitenwijk van de stad. Het moet ooit een goede buurt zijn geweest, met mooie villa’s in grote tuinen, maar alles ligt er nu verlaten bij. De landhuizen zijn in slechte staat en de tuinen overwoekerd. Het is inmiddels donker en het regent, waardoor alles nog treuriger aandoet. En daar bij komt dat van de camping ieder spoor ontbreekt!
Nadat we al verschillende rondjes hebben gereden, gaan Marijke en ik het vragen bij een café op de hoek. Het is zaterdagavond en het personeel maakt zich op voor een drukke avond. In mijn beste Spaans vraag ik aan de manager waar de camping is. Hij kijkt ons verbaasd aan: er is hier geen camping. In het centrum zijn wel hotels, maar hij raadt ons af om daar nu nog op zoek te gaan naar een kamer. Hij lijkt het niet veilig te vinden en nodigt ons in plaats daarvan uit om bij hem te overnachten. Ik denk eerst nog dat ik hem verkeerd heb begrepen, maar dan legt hij uit dat hij een grote tuin heeft met ruimte voor de camper en ons tentje. Ja, waarom niet? We weten helemaal niets van de beste man, maar het klinkt wel als een goed idee. Marijke kijkt even bedenkelijk als ik zijn voorstel voor haar vertaal, maar is al snel met me eens dat we zijn voorstel accepteren. We hebben tijdens de reis leren vertrouwen op ons gevoel, zeker wat betreft mensen, en dit voelt OK.
De manager stelt zich voor als Fabio en loopt met ons mee naar Peter en Ton. Ze kijken even vreemd op als we zeggen dat we bij Fabio in de tuin overnachten, maar ze krijgen niet veel kans om nog tegen te stemmen. Marijke neemt plaats achterin de camper en Fabio stapt bij Ton in de auto om de weg te wijzen. Tien minuten later parkeren we in een grote tuin en leidt Fabio ons rond in het tuinhuis. We kunnen gebruik maken van de keuken en de badkamer en mogen zelfs binnen slapen als we niet in de regen willen kamperen. Nadat Fabio alles heeft laten zien, brengt Peter hem op de motor terug naar het café en laat hij ons sprakeloos achter. Het blijft bijzonder hoe wildvreemden hun huis voor ons openstellen. De wereld is zoveel vriendelijker dan je soms zou denken.
Na een rustige nacht, staan we de volgende ochtend vroeg op. We bedanken Fabio voor zijn gastvrijheid en rijden met een volle benzinetank weg uit La Rioja. We laten het woestijnachtige landschap achter ons en rijden langzaam de groene heuvels in. Het is meteen duidelijk waarom het hier zo groen is, want het regent bijna de hele dag. De weg blijft stijgen tot we die avond aankomen in Tafi del Valle, een klein dorp op 2.000 m hoogte. We vinden een kampeerplek, eten een pizza en kruipen vanwege het slechte weer vroeg ons tentje in.
De volgende ochtend schijnt de zon als we weer vertrekken. En dat is fijn, want zelfs met zonnetje is het op deze hoogte best fris. En we hebben de top van de bergkam nog niet bereikt. We blijven stijgen en bereiken pas op ruim 3.000 km de top. Aan de andere kant van de berg ziet het landschap er heel anders uit. Hier valt duidelijk niet zo veel regen. De groene weilanden, hebben plaats gemaakt voor een rotsige helling vol cactussen. We nemen rustig de tijd voor de tocht naar beneden. We stoppen voor foto’s, vinden een mooie plek om te lunchen en bezoeken in het dal het Museum Pachamama. Aan het eind van de dag bereiken we onze bestemming voor die dag: Cafayate. Het is een mooi dorp, met een authentieke dorpskern, dat omringd wordt door wijngaarden. We vinden een plekje op één van de campings en besluiten direct een paar dagen te blijven.
We hebben ons tentje nog maar net opgezet als we bezoek krijgen van een straathondje. Anders dan in Europa, is het in Zuid-Amerika niet zo gebruikelijk om honden te castreren of steriliseren. Veel mensen hebben één of meerdere honden en er zijn heel veel straathonden. Op de camping lopen zeker acht straatschoffies rond, die gek genoeg allemaal lijken op de rottweiler van de buren. Het hondje loopt vrolijk kwispelend rond onze stoelen om iedereen gedag te zeggen en wil daarna niet meer weg. Steeds als we proberen hem weg te sturen, gaat hij op zijn rug liggen met zijn pootjes omhoog om zich over te geven. Vooral Marijke, die eigenlijk helemaal niet zo van honden houdt, is favoriet. Hij volgt haar trouw over de camping, terwijl hij hard blaft tegen iedereen die ze onderweg tegenkomt. Als we die avond in bed liggen, hoor ik geritsel in de voortent en voel ik door het tentdoek hoe het hondje een plekje vindt aan ons voeteneind. Het duurt niet lang voordat hij hard ligt te snurken. Net als het hondje, geven wij ons ook maar over. Hij mag blijven.
Als we de volgende dag naar het dorp lopen om wat boodschappen te doen, volgt ’ons hondje’ ons op de voet. Steeds als we een winkel in gaan, wacht hij braaf op de stoep, om daarna weer mee te lopen naar de volgende winkel. We kunnen het niet laten om wat hondenbrokken te kopen en vragen bij de pizzeria waar we eten om een bakje water. Hij lijkt het allemaal wel te waarderen, eet braaf de brokken en valt daarna aan onze voeten in slaap. Het is soms maar goed dat we geen plek hebben op de motoren voor vierpotige reisgenoten, want anders zouden we inmiddels al een heel roedel hebben geadopteerd.
Na een dagje relaxen, lopen we de volgende middag naar het centrum om wijn te proeven. Als het hondje even niet oplet, gaan we snel de camping af zodat hij ons deze keer niet volgt. We bezoeken drie bodega’s. Na onze wijntocht door Zuid-Afrika, is het leuk om hier ook weer wijn te proeven. Cafayate is vooral bekend om de Torrontes druif waar een heerlijke witte wijn mee wordt gemaakt. We kunnen het niet laten om alle scheutjes wijn op te drinken, waardoor we die avond rozig terug lopen naar de camping. En niet met lege handen, want we hebben een voorraad ingeslagen voor de komende weken.
De volgende ochtend staan we weer fris en fruitig klaar voor vertrek. Het is even lastig om afscheid te nemen van ’ons hondje’, maar na een flinke hand hondenvoer lukt het om te vertrekken. We zijn terug op Ruta 40 en rijden een prachtige route door het dal van de Rio Calchaqui. Met tientallen bochten volgt de weg de loop van de rivier. Net naast het water is het land helder groen, maar verder bij de rivier vandaan in het dor en droog. De gravelweg is stoffig en binnen een paar kilometer onze gezichten ook. Het is zo warm in het dal dat ik me verbaas dat hier nog mensen wonen. We passeren een paar dorpjes waar het lijkt alsof de tijd heeft stil gestaan. Hoogtepunt van de rit is zonder twijfel de Quebrada de las Flechas, bijzondere rotsformaties waar de weg doorheen kronkelt. Aan het eind van de dag zetten we de tent neer op een camping in Cachi.
Voordat we de volgende dag op pad gaan, doen we eerst wat boodschappen. Cachi blijkt een heel schattig dorpje te zijn, met witte huisjes met dikke muren en zware houten deuren. Net als de meeste dorpen is er een ’plaza de armas’: een centraal plein met een beeld van een lokale of nationale held en een mooi aangelegd park. Het is marktdag. Uit de weide omgeving zijn mensen naar het dorp gekomen om hun groente en fruit te verkopen. En dat doen ze niet vanachter een marktkraam, maar vanuit hun auto. Met de achterbak vol tomaten, sla en paprika’s staan ze geparkeerd langs de kant van de weg. De weegschaal hangt aan de achterklep. Voor 11 pesos (€1) kopen we een zak vol groente en dan beginnen we aan onze rit.
Onze bestemming voor vandaag is San Antonio de los Cobres, ongeveer 120 km verderop. We volgen vanuit Cachi dezelfde rivier verder naar het noorden. Er staan in dit gebied veel kapelletjes langs de weg voor Gauchito Gil en Difunta Correa. De vrachtwagen chauffeur die ons net nog voorbij stoof, staat nu met zijn handen gevouwen in één van de huisjes een gebedje te prevelen. Terwijl de weg langzaam omhoog slingert, zien we het dal naast ons steeds dieper worden. Net als gisteren is het langs de oevers van de rivier volop groen, maar is alles daarbuiten dor en droog. Alleen de kleur van de aarde is veranderd van beige naar diep rood. De huizen en kerkjes die we voorbij rijden hebben dezelfde rode kleur. Het is een prachtige route en we stoppen vaak om foto’s te maken. Zo vaak dat we over de eerste 40 km maar liefst vier uur doen.
Terwijl we weer eens langs de kant staan om een foto te maken, stopt er een klein motortje naast ons met daarop een Argentijn en zijn zoon. Hij weet ons te vertellen dat de weg verderop is afgesloten. Door de zware regenval van de laatste dagen is de weg op drie plekken weggespoeld. Met de motor zouden we er wel langs kunnen, maar met de auto zal dat niet gaan. Dat is wel erg jammer, want we hadden graag nog een stuk van Ruta 40 willen rijden. We draaien om en zetten een paar uur later voor de tweede keer onze tent neer op de camping in Cachi. De zak met groente bewaren voor morgen, want vandaag gaan we uit eten. We strijken met z’n vieren neer op een terras aan het centrale plein. Terwijl we genieten van een goed stuk Argentijns vlees, genieten we van het rustige tempo van het dorp. Over het plein paraderen wat parmantige latina’s en voor ons staat een gaucho die op zijn paard een praatje komt maken in zijn stamcafé. Een zwoele zomeravond op een geweldige plek!
Doordat de weg is afgesloten, moeten we via Salta naar San Antonio de Los Cobres rijden. Een flinke omweg, die we over twee dagen verdelen. Het is gelukkig een prachtige route, wat veel goed maakt voor de omweg. We overnachten de eerste dag op een camping in het centrum van Salta en stappen na een onrustige nacht weer vroeg op. Zodra we de stad hebben verlaten, is het direct weer heel mooi. We rijden omhoog de bergen in. De kale hellingen hebben prachtige kleuren, net als we eerder zagen op de grens met Chili. Overal staan cactussen van wel een paar meter hoog. We blijven stijgen tot we op 3.700 m aankomen in San Antonio de los Cobres. Het blijkt een troosteloos mijnwerkers dorp te zijn. Het centrum bestaat vooral uit cafe’s waar op dit vroege uur al aardig wat bezonken gasten zitten. We zijn er nog geen vijf minuten als we unaniem beslissen dat we hier niet willen overnachten.
Het is nog niet zo laat, dus we kunnen nog wel doorrijden naar Susques, de volgende grote plaats. Vanaf San Antonio kunnen we daar op twee manieren komen: via de oude Ruta 40 of de nieuwe Ruta 40. We kiezen voor de nieuwe weg, in de hoop dat die in goede staat is en we Susques nog voor het donker kunnen halen. Een paar kilometer buiten San Antonio geeft de GPS aan dat we rechtsaf in zandpad moeten inslaan. Dat ziet er niet echt uit als de mooie nieuwe weg die we hadden verwacht. Op de kaart zien we dat dit toch echt de juiste afslag is, dus we slaan toch maar af. Het pad wordt steeds smaller en het zand steeds dieper. Na een paar kilometer komt er een auto uit de tegengestelde richting. We wenken hem en vragen aan de bestuurder of we wel goed zitten. De man bevestigt dat dit de nieuwe Ruta 40 is. Hij weet ook te vertellen dat de weg verderop beter is en dat de nieuwe weg een stuk mooier is dan de oude Ruta 40. In overleg met Ton die de grote camper over het zandpad moet sturen, besluiten we door te rijden in de hoop dat de weg inderdaad beter wordt.
Het zandpad gaat na een paar kilometer over in een gravelweg, die door een smalle gorge loopt. De weg is maar net breed genoeg voor één auto. Op sommige plekken is de weg weggeslagen en moeten we zelfs door de rivierbedding rijden. Voor ons is dat geen probleem, maar voor Ton in de camper is het een grotere uitdaging. Hij kan er gelukkig de lol wel van inzien en stuurt de wagen vakkundig over de grote stenen en door de diepe kuilen. Een paar kilometer verder wordt de weg inderdaad een beetje beter. Toch gaat onze snelheid niet veel omhoog, want er zitten soms verraderlijke kuilen in de weg waar Ton flink voor moet afremmen. Bovendien is het zo prachtig, dat we om de haverklap stoppen om foto’s te maken. Na twee uur verlaten we de gorge en komen we terecht op een hoogvlakte. De GPS geeft aan dat we op 4.440 m hoogte zijn!
De weg strekt zich als één rechte streep voor ons uit en is in goede staat waardoor we lekker kunnen doorrijden. We rijden door een paar dorpjes en die lijken in niets op de dorpen in het dal. Waar in Cachi de Spaanse invloeden zichtbaar waren, is dit duidelijk een Collas dorp, één van de inheemse volkeren in Argentinië. De mensen hebben een karakteristiek gezicht, een prachtige lange zwarte vlecht in hun haar en dragen prachtig gekleurde klederdracht. In de weilanden staan geen paarden en koeien, maar lama’s. En naast het Katholieke kerkje, staat een versierd beeld van een lama met verschillende offers daarbij. Het is alsof we ineens in een andere wereld terecht zijn gekomen, een plek die buiten het bereik van de Spanjaarden is gebleven. Heel bijzonder.
Aan het eind van de dag, als de zon al begint te zakken, wordt de weg weer slechter. Onze gemiddelde snelheid gaat direct weer naar beneden. Het is nog 30 km naar Susques, maar in dit tempo halen we dat niet meer voor zonsondergang. Rijden in het donker is geen optie, zeker niet op deze weg. Bovendien zijn we allebei erg moe van een lange, inspannende dag op de motor. Hier op de hoogvlakte zijn geen campings of hotels, dus we moeten wildkamperen.
Marijke lijkt dat wel een mooi avontuur te vinden, maar Ton krabt zich even achter de oren. Hij ziet wel in dat het niet verantwoord is om in het donker door te rijden, dus hij geeft zich snel gewonnen. We vinden een plek om te kamperen naast een waterplaats, een paar honderd meter van de weg af. De wind heeft vrij spel op de vlakte, dus Ton parkeert de camper zo dat wij ons tentje in de luwte van de wagen kunnen opzetten. Zodra de zon onder is, is het behoorlijk fris. We kunnen niet in de camper koken, omdat de gasflessen leeg zijn. Terwijl Marijke binnen alle groente snijdt, maak ik buiten op ons brandertje het eten klaar. Met een dikke trui aan en een muts op, want het is behoorlijk fris.
Als we na het eten weer uit de camper stappen is de wind gaan liggen. Het is heel donker en vooral heel stil. We vragen ons wel eens af of er in Nederland een plek is waar het nog zo stil is. Ton trekt er met zijn camera op uit en maakt een prachtige foto van de camper in de donkere nacht. De volgende ochtend beginnen we in het eerste licht onze tent weer in te pakken. Ton komt opgewekt uit de camper gestapt. Hij heeft geslapen als een roosje. De zorgen van de avond ervoor zijn verdwenen en vervangen door een gevoel van vrijheid: “Wat een rijkdom om zomaar ergens je camper neer te zetten om te kamperen onder de sterrenhemel.” We kunnen een kleine glimlach niet onderdrukken en we zijn blij dat we dit stukje van onze reis met hen konden delen.
Tijdens het ontbijt krijgen we bezoek van een herder. Zijn lama’s grazen op de heuvels achter ons. Hij zegt ons vriendelijk gedag, vertelt dat hij is het volgende dorp woont en vraagt of we goed hebben geslapen. Daarna sjokt hij weer terug naar zijn beesten, op de voet gevolgd door zijn hond. We pakken alles weer in en rijden de laatste 30 km naar Susques. Nu het licht is, blijkt nogmaals dat we een goede beslissing hebben gemaakt om te wildkamperen. De weg was bochtig en zanderig, lastig terrein in het donker. Bovendien bleek Susques net zo’n treurig dorpje te zijn als San Antonio. Dan hadden wij met onze 1000-sterren camping een veel betere plek.
Vanaf Susques rijden we richting de grens met Chili. Het eerste stuk groeien nog wel wat struikjes waar lama’s tussen grazen, maar als we verder stijgen verdwijnt alle vegetatie. Wat overblijft is een soort maanlandschap, met prachtige kleuren en in de verte de besneeuwde vulkanen van Chili.
In het volgende bericht meer over dat ’land van vulkanen’.
Afgelegde afstand tot en met Bushcamp bij Susques = 48.659 km (30.235 miles)
KLIK HIER VOOR DE FOTO’S BIJ DIT BERICHT.
PS: Onze routes staan nu ook op de website. Zo kunnen jullie iets beter in de gaten houden waar we zijn geweest en waar we nu zijn. Klik hier om de routes te bekijken.
Vorige bericht “Gekleurde bergen” – Volgende bericht “Land van vulkanen“
Prachtig prachtig, wat een schitterend gebied!
Lijkt me ook wel wat zo’n 1000 sterrencamping.
Liefs, Mieke
Wat een heerlijk verhaal weer en prachtige foto’s!!
Dikke kus xxx
Wat n zoet hondekind! Grappig; wij hadden in Chili ook ineens drie dagen n hond :-). Prachtige foto’s, leuk dat jullie samen met de ouders van Peter dit stuk van de reis konden delen.
Veel knuf, tot later!
Het is fijn weer een nieuw avontuur van jullie te lezen. Ik heb respect voor je dat je het steeds voor elkaar krijgt om weer een nieuw verhaal met ons te delen, nu al bijna twee jaar!
Goede reis verder!
Groeten, Jan.