Eenmaal op de kade slepen we ons met de bagage richting de uitgang van de haven naar de Sudanese douane. Mazar, onze fixer aan de Sudanese kant, had al laten weten dat hij daar op ons zou wachten. Het is warm en de tassen lijken nog zwaarder dan ze al waren. Verhit en bezweet komen we bij de douane aan. Daar maken we kennis met Mazar, een jonge, drukke vent met een vrolijk gezicht en een aanstekelijke lach. Hij draagt een nette pantalon, zwarte schoenen en een blauw overhemd. Hij heet ons welkom in Sudan, stopt onze paspoorten in zijn aktetas en vraagt ons om hem te volgen. Dan gaat het ineens heel snel. Voordat we het weten is ons bagage gecontroleerd, hebben we een stempel in ons paspoort en zitten we achterin een oude Landrover-pickup die ons naar een hotel brengt.
De motoren hebben we nog niet gezien. Ja, een rood-witte glimp heel in de verte, maar niet meer dan dat. Onze boot had zoveel vertraging dat het douanekantoor al dicht is en alle administratieve rompslomp rondom de motoren moet wachten tot de volgende dag. Nog één nachtje wachten dus en dan zullen we weten hoe de motoren de reis hebben doorstaan.
Mazar heeft een kamer voor ons geboekt in het roze Cangan Hotel, naar het schijnt het beste hotel van Wadi Halfa. Hij heeft één van de betere kamers kunnen bemachtigen, met een eigen badkamer. Eenmaal boven blijkt dat dit mooier klonk dan het in werkelijkheid is. Laten we zeggen dat de kamer voldoet aan de ’Afrikaanse standaard’: een deur die niet dicht wil, stopcontacten waarvan de draden los uit de muur hangen, een vloer vol roze verfklodders, een kast met een kapotte spiegel, een kuil in de matras, vlekken op de kussens, een wc die niet doortrekt en een koude douche die het soms doet en soms niet. Gelukkig zijn we inmiddels wel wat gewend.
Als er even water is, lukt het ons allebei om snel te douchen en kunnen we opgefrist naar het restaurant voor kip met salade. We maken kennis met Volker en Mülle, twee Duitsers die op hun motoren van Kaapstad naar Cairo rijden (blog). Mülle rijdt op een Honda Africa Twin, het type motor dat Peter thuis heeft achtergelaten. Net als Peter, blijkt Mülle een echte liefhebber te zijn van de ’Twins’. De rest van de avond vullen we met motorpraat en spannende verhalen over Afrika.
De volgende ochtend is het dan zo ver: we kunnen de motoren ophalen! Achterin de Landrover-taxi hotsen en botsen we over de zanderige wegen naar de haven. Ik kan niet wachten tot ik straks weer op mijn eigen motor zit. Mazar, opnieuw gekleed in een nette pantalon en een blauw overhemd, rijdt op zijn motor achter ons aan. Zijn aktetas stevig tussen zijn been en de tank geklemd en zijn ogen half dichtgeknepen tegen het stof.
Eenmaal in de haven geven we onze papieren af aan Mazar. Volker en Mülle zijn inmiddels ook met hun fixer in de haven aangekomen. We zien de beide fixers het douanekantoor in verdwijnen en dan begint het lange wachten. We staan met z’n vieren in een hoekje van het haventerrein en praten verder waar we de vorige avond waren gebleven. De gebruikelijke motorpraat over bandenspanning, olieverbruik en kapotte benzinepompjes. Om ons heen wordt het steeds drukker. De boot naar Egypte vertrekt pas aan het begin van de middag, maar de eerste passagiers verzamelen zich al op het haventerrein. Opnieuw met veel grote, zware koffers.
Het duurt zeker drie uur, tot na de lunch van het douanepersoneel, voordat we toestemming krijgen om naar de boot te gaan waar de motoren nog steeds op staan. Hoe dichter we bij de boot komen hoe duidelijker we twee motoren kunnen onderscheiden. Ze staan nog netjes op het voordek waar we ze hadden achtergelaten, nu alleen voorzien van een dik oranje touw dat op, over, onder en door de motoren is gespannen. Ze hebben in ieder geval goed vastgestaan tijdens de reis.
De boot ligt met de voorkant tegen de kade, waardoor het niet mogelijk is de motoren eraf te rijden. Na wat overleg met de kapitein wordt het schip gedraaid en parallel aan de kade gelegd. Daarna wordt met een ponton, steigerplanken en wat pallets wordt een constructie gebouwd om onze motoren van de boot af te rijden en de motoren van Mülle en Volker er op. Eenmaal op het schip puzzelen we de knopen in het touw los en bevrijden we de motoren uit het oranje touw. De motoren zien er goed uit en alle spullen zitten er nog op. Gelukkig, ze hebben de reis goed overleefd. Als de kapitein dan ook onze sleutels overhandigd, is de opluchting compleet. Met hulp van de bemanning weet Peter de motoren snel op Sudanese bodem te parkeren.
Dan is het de beurt aan Volker en Mülle om via dezelfde wankele constructie van pallets en steigerplanken hun motoren op de boot te zetten. De kapitein, een andere dan degene die wij in Aswan hadden getroffen, was niet zo blij geweest met de plek waar onze motoren hadden gestaan. Het was bijna niet mogelijk geweest om het anker uit te gooien omdat de lier werd geblokkeerde door de motoren (dus toch!). Mülle en Volker moesten er daarom toch aan geloven: rijden langs de rand (aan de kade kant), over een 50cm hoge metalen drempel, dan strak twee keer haaks draaien en ten slotte langs de rand (aan de water kant) parkeren. De route die wij nog onmogelijk hadden geacht, moesten zij nu volgen met hun veel zwaardere motoren.
Volker is de eerste die het probeert. Met hulp van de bemanning wordt zijn Honda Dominator over de drempels getild en uiteindelijk geparkeerd aan de andere kant van het schip. Het past allemaal maar net. Mülle heeft zijn voet bezeerd bij een val en heeft moeite om zijn zware motor te verplaatsen. Peter weet wel raad met de Africa Twin van Mülle en zet hem met hulp van de bemanning op de juiste plek op het schip. Toch wel even andere koek een Africa Twin van 250 kg in vergelijking met onze CRF’s van 150 kg. (Mülle zou later op zijn blog schrijven dat Peter maar wat blij was om weer even een Africa Twin in zijn handen te hebben en ik denk dat hij gelijk had 😉 )
Met de motoren op de kade kan Mazar het laatste papierwerk afronden. We zien hem met zijn aktetas weer het douanekantoor in lopen en een poosje later met gestempelde papieren weer naar buiten komen. We zijn klaar, fijn! Na de wat bizarre toestanden met Kamal in Egypte, was Mazar een welkome verrassing. Bij hem wisten we precies wat we aan wie betaalden en waarom. Geen fratsen en dat alles met een leuk praatje en een aanstekelijke lach. Een fijn begin van een nieuw land. Het is uiteindelijk ver in de middag als we onze nieuwe Duitse vrienden gedag zeggen en eindelijk op onze motoren naar het hotel rijden.
De volgende ochtend doen we nog wat boodschappen bij de lokale supermarkt en vinden we benzine om de motoren weer vol te tanken. Vooral dat laatste is geen vanzelfsprekendheid in Sudan. Vanwege de conflicten in (buurland) Zuid-Sudan en de slechte bereikbaarheid van de olievelden daar, is in deze hoek van Afrika weinig benzine te krijgen. We hadden daar in Egypte al wat van gemerkt, maar begrijpen dat de schaarste in Sudan en Ethiopië nog groter is. Om te voorkomen dat we zonder benzine komen te zitten, vullen we overal waar benzine verkrijgbaar is onze tank, ook als dat slechts een paar liter is. Onze motoren rijden 1 op 30, dus iedere liter is toch weer 30km verder, misschien wel naar een volgende pomp.
Aan het eind van de ochtend, later dan gewoonlijk, verlaten we Wadi Halfa. Zodra we het stadje uit rijden, zijn we meteen in de woestijn. Hoewel de weg op de kaart direct langs de Nijl lijkt te lopen, is van die groene delta geen spoor te bekennen. Om ons heen is het dor, droog en stoffig. Het is al flink warm en de lucht trilt boven de lange rechte asfalt weg. Niet ver buiten Wadi Halfa komen we de eerste fietsers tegen. Het Franse gezin fietst tegen de wind tegen één van de heuvels op. Vader voorop met in zijn karretje de twee jongste jongens, de oudste zoon op zijn eigen fiets achter hem en moeder als rode lantaarn achteraan. Bovenop de heuvel wachten we ze op. We maken een praatje, dollen met de jongens en wisselen nog wat tips uit. Het is een bijzondere reis die ze met hun kinderen maken en een ontmoeting die ik niet snel zal vergeten (hun blog).
Niet veel later komen we ook twee van de Chinese fietsers tegen die we op de boot hadden ontmoet. Het is lunchtijd en ze hebben allebei een plekje gevonden in de schaduw. Hun volgepakte fietsen staan langs de kant van de weg. Net als Tulsi (de Chinese fietser die we in Egypte tegenkwamen) hebben ze allebei een vishengel en een gitaar(!) bij zich. Ze zijn onderweg naar een dorp zo’n 60km verderop waar overwegend Chinezen wonen.
Afrika wordt op het moment overspoeld door Chinezen. Niet alleen door fietsende Chinese toeristen, maar vooral door mijnbouwers en wegenbouwers. China heeft contracten afgesloten met diverse Afrikaanse landen om mineralen uit de grond te mogen halen. Om de materialen voor die delvingswerkzaamheden op de juiste plek te krijgen en de mineralen te vervoeren, leggen de Chinezen in heel Afrika nieuwe wegen aan. Overal langs onze route zijn daardoor Chinese nederzettingen ontstaan. De gevoelens over de Chinese aanwezigheid zijn gemengd en soms ronduit negatief. Hoewel het fijn is dat de Afrikaanse wegen worden geasfalteerd, is men vaak niet te spreken over de kwaliteit van de weg en de omstandigheden waaronder de Afrikaanse arbeiders in dienst van de Chinezen werken. Ook de ’goedkope plastic troep’ die ze meenemen wordt niet door iedereen gewaardeerd. Om nog maar te zwijgen over de kostbare mineralen die uit de Afrikaanse grond naar Azië verdwijnen. Voor onze fietsende Chinese vrienden biedt het vooralsnog alleen maar voordelen, want ze fietsen over een nieuw aangelegde asfaltweg regelrecht naar een heerlijk bordje rijst om over een paar dagen met hun landgenoten het Chinese nieuwe jaar in te luiden!
Afgezien van de fietsers komen we weinig verkeer tegen op de weg, slechts een handvol ezelkarren, wat brommertjes en hier en daar een verdwaalde tuktuk. De enige andere verkeersdeelnemers zijn de lijnbussen, en die zijn berucht! De Sudanese lijndienst vertrekt volgens een buitengewoon strak schema, waarbij passagiers wordt beloofd binnen een recordtijd van punt A naar punt B te komen. Als de chauffeur te laat arriveert op zijn bestemming krijgt hij een geldboete en bij ernstige vertraging kan hij zelfs zijn baan kwijt raken. Dit heeft tot gevolg dat de chauffeurs de lijnbussen met een rotgang (van soms wel 160 km/uur) het land door jagen. Het zijn stuk voor stuk nieuwe Chinese bussen, die buitengewoon stil zijn. En dat is extra vervelend, want daardoor horen we ze niet aankomen en kan het gebeuren dat zo’n bakbeest ineens naast je zit. Dat is nog niet eens het ergste, het wordt pas echt spannend als ze je tegemoet komen terwijl ze aan het inhalen zijn! Ze rijden gewoon door en gaan niet aan de kant. Tot drie keer toe moeten we van de weg af de berm induiken om een frontale botsing te voorkomen. Idioten!
Op onze weg naar het zuiden zien we soms een glimp van de Nijl en de groene akkers daar direct naast. De meeste huizen in de dorpjes die we passeren hebben dezelfde beige kleur als het zand en vallen bijna niet op. Het mooiste gebouw in het dorp is ook hier vaak de moskee, waarvan de gekleurde toren hoog boven de platte daken van de woningen uitsteekt.
In de wat grotere dorpen waar we brommers en tuktuks zien rijden, proberen we onze tanks weer vol te gooien met benzine. Regelmatig moeten ze ons aan de pomp ’nee’ verkopen en verwijzen ze ons naar een ander pompstation dat wel benzine zou moeten hebben. In de meeste gevallen springt er dan zelfs iemand op zijn brommertje om voor ons uit te rijden naar die betreffende pomp.
In Sudan zullen we vooral wildkamperen. Enerzijds omdat er niet heel veel campings en hotels zijn, maar anderzijds -en belangrijker- omdat het kan. Het land is niet heel dichtbevolkt, dus er is altijd wel een plekje te vinden waar je rustig kan overnachten. Van andere overlanders hadden we ook al begrepen dat, ook als er wel mensen in de omgeving zijn, zij je meestal met rust zullen laten. En ze hadden gelijk. Als we aan het eind van de middag een mooi kampeerplekje vinden met uitzicht op de Nijl net onder Abri zien we in de verte wel wat nieuwsgierige gezichten, maar die laten ons gewoon ons gang gaan. Pas als wij contact maken met hen, komen ze een praatje maken om na dat praatje ook gewoon weer te vertrekken. Heel relax en niet wat we gewend waren van Egypte.
Op de tweede reisdag in Sudan volgen we de Nijl tot in Dongola, waar we water, verse groente en fruit kopen. Daarna rijden we weg van de Nijl om over de woestijnweg richting het oosten te rijden naar Karima waar we piramides kunnen bezoeken. Zodra we de Nijl achter ons hebben gelaten en de woestijnweg op rijden verandert meteen het klimaat. Het is een stuk warmer, ook veel warmer dan we het hebben gehad tijdens de Egyptische oase-route. Er staat wel wat wind, maar die is zo warm dat het lijkt alsof er constant een warme föhn in je gezicht blaast. De brandende zon en de warme lucht zorgen voor een droge keel, een verbrande neus en gebarsten lippen. We stoppen om te lunchen op de enige schaduwplek die we kunnen vinden, maar besluiten direct om er een snelle lunch van te maken. Het is veel te warm, ook in de schaduw. Dan liever wat warme rijwind. Met sunblock op mijn gezicht en mijn buff tot over mijn neus, rijden we verder naar het oosten.
De weg is één rechte streep die verdwijnt in de verte. Onderweg komen we niet door dorpjes en komen we ook nauwelijks verkeer tegen. Reuze saai. We zetten allebei onze muziek ’op tien’ en banen ons een weg door de warme lucht. We hadden de afstand naar Karima in twee dagen willen afleggen, maar als we halverwege zijn is het nog zo warm dat we besluiten om door te rijden. Het is geen doen om in deze hitte te stoppen, laat staan om de tent op te zetten. Bovendien is nergens schaduw te vinden. En dan te bedenken dat onze fietsende vrienden ook over deze weg naar het oosten zullen reizen. Wat zal dat afzien worden!
Wij rijden uiteindelijk door tot de zon begint te zakken. Als we stoppen om foto’s te maken van wat kamelen, zien we naast de kamelen een pad de woestijn in verdwijnen. We draaien de weg af en volgen dat pad tot we een mooi vlak plekje hebben gevonden voor de tent. Terwijl de zon onder gaat genieten we van een verse mango en een zak zoute chips. In het laatste licht zetten we onze tent op en als de hemel vol staat met sterren genieten van een heerlijk bordje pasta. Na het eten zoeken we sterrenbeelden aan de hemel en verbazen we ons over de stilte. Het enige geluid komt van mijn telefoon die aangeeft dat ik nieuwe whatsapp berichtjes heb (want ja, ook midden in de Sudanese woestijn hebben we vol internet bereik!)
Halverwege de nacht steekt er een flinke wind op die ons tentje heen en weer schudt. Van slapen komt dan niet veel meer. Zodra de zon op is, pakken we de spullen in en vertrekken we na een snel ontbijt richting Karima. Het is niet ver meer en het is nog vroeg als we bij de piramides aankomen. Het zijn kleine piramides in vergelijking tot de piramides in Giza, maar nog steeds prachtig. Er staat geen hek om de piramides, er is geen hokje waar je kaartjes moet kopen, er zijn geen ’gidsen’ en souvenirverkopers, er is helemaal niemand. Alleen wij en we kunnen zo parkeren naast de piramides en alles op ons gemak bekijken. Leuk hoor, Sudan!!
Afgelegde afstand tot Karima: 8595 km
Klik hier voor de foto’s bij dit bericht.
Vorige bericht “Een avontuur op zich” – Volgende bericht “Kletsen in Khartoum“
I oversaw it before, but it is one of the most important things in African traffic: Know your place in the picking order. Means: You are just above pedestrians an cyclists and you got absolutely no rights. Break, if you see some bigger car/truck/bus coming from the other side and overtaking someone. They won’t fucking stop for you. But you learned that most probably by now. To know your place in the picking order is essential for survival, to know that you got no rights, as well.
Hoi Peter en Leonie,
Het is echt genieten om te lezen hoe jullie “het aarden beest” bedwingen. Superfijn dat wij het op deze manier allemaal kunnen volgen.
Geniet ervan!
Gr. Jorn en Lonieke
Hi Leonie, hi Peter,
good to read from you again, looking forward to your reports about Ethiopia and Kenya.
Safe travels and may the road be with you!
Mulle
Hallo, Leonie en Peter,. Heb ” even” de laatste drie blogs gelezen. Wat een belevenissen weer! Een genot om te lezen. Nu weer wachten op de volgende. Een hele veilige reis verder, en vooral veel plezier. Groetjes.
Gaaf verhaal weer zeg! En de foto’s zijn ook weer schitterend; super om op deze manier even te ‘terug te zijn’ in Sudan :-D.
xxx
Hoe cool klinkt dat; een fixer!
En die beschrijving over ‘de afrikaanse standaard’voor een hotelkamer klinkt bekend, vooral die verfklodder overal, haha.
Het ga jullie goed, ik kan niet w88 op het blog over Ehthiopie, ben heel benieuwd wat jullie van ‘Leon z’n land’vinden
XXX
Hoi bedankt weer voor dit leuke verhaal!
Liefs Jan&Mariët
Zo…eindelijk weer een blog, begon inmiddels een beetje nerveus te worden!!
In ieder geval gefeliciteerd met je nieuwe sjaal en internetverbinding in de woestijn!!
SUDAN! Geweldig!
Prachtig land met geweldige mensen; heel tof om te lezen dat jullie dat ook zo ervaren hebben!