Naar het noorden

Ethiopisch HooglandVoordat we verder trekken naar het zuiden, rijden we eerst naar het noorden van Ethiopië voor een rondje door het prachtige Ethiopische Hoogland. Eerst naar Gonder, een middelgrote provinciestad ten noorden van Gorgora. Daar kunnen we geld pinnen, een motorverzekering afsluiten en hopelijk ook toegang tot internet krijgen. Dat laatste was bij Tim en Kim niet mogelijk geweest. Inmiddels kan het blog kan wel een update gebruiken en we willen ook graag wat e-mails lezen. Na Gonder rijden we dan verder richting de Siemien Mountains en de rotskerken in de Tigray provincie.

Het is niet zo druk meer als tijdens ’marktdag’, maar er lopen nog genoeg mensen en dieren op straat. We zijn nu iets beter voorbereid en rijden op aangepaste snelheid over de gravelweg terug naar de hoofdweg. Via een mooie asfaltweg komen we aan het begin van de middag al aan in Gonder. We moeten nodig tanken. Net als in Sudan en Egypte is benzine ook in Ethiopië slecht verkrijgbaar. Bij het eerste tankstation komt de pompbediende ons al hoofdschuddend tegemoet, hij heeft geen ’regular’. Hij verwijst ons naar een tankstation een paar kilometer verderop. Maar ook bij dat tankstation en de zes(!) stations daarna kunnen ze ons niet helpen. Dan eerst maar een slaapplaats voordat we verder zoeken naar benzine.

Naar het noorden klein 1Bij het Fogera Hotel vinden we een eenvoudige kamer. In de receptie hangt een groot bord hangt met daarop “Free WiFi”. Fijn, want dat was één van de zaken die we in Gonder wilden regelen. Maar helaas, we hebben te vroeg gejuicht. Hoewel we volop verbinding krijgen met het wifi-netwerk, hebben we geen toegang tot het internet. We moeten dus toch naar het centrum om op een andere manier op internet te komen. Eenmaal in het centrum passeren we ETC Telecom, de Ethiopische variant van de vroegere PTT. ETC verzorgt de post en heeft alle telecommunicatie in handen. Misschien dat ze daar ons simkaartje kunnen activeren.

In Afrika is de communicatie via landlijnen min of meer overgeslagen en is men meteen mobiel gaan bellen. Het is niet duur om in te stappen, want een prepaid kaartje kost maar 30 Ethiopische Birr (€1,12) en een telefoon, zeker de wat oudere modellen, minder dan 270 Birr (€10). Het aantal mobiele aansluitingen in Ethiopië is zo snel gestegen dat het netwerk het niet aankan. Zeker voor mobiel internet is het netwerk te klein. Een probleem dat niet zomaar zal zijn opgelost, want het aantal mobiele aansluiting stijgt met de dag. Terwijl ik bij ETC op mijn beurt wacht, vliegen de mobiele telefoons en simkaartjes als warme broodjes over de toonbank. Sommige klanten hebben niet eens fatsoenlijke schoenen, maar wel het benodigde bedrag om een telefoon te kunnen kopen. Heel bijzonder.

Als ik eenmaal aan de beurt ben, legt een vriendelijke dame me uit dat we via ons simkaartje geen toegang tot internet kunnen krijgen. Daarvoor hebben we een ander kaartje of een dongel nodig. Voor een dongel verwijst ze ons naar een winkeltje in het centrum. In het winkeltje worden we geholpen door Sammy, een jonge wizz-kid die een klein beetje Engels spreekt. Nadat we hebben betaald voor één van zijn dongels, vraag hij om mijn telefoon. Voordat ik het weet heeft hij wat instellingen verandert en geeft hij grijnzend mijn telefoon terug: “You have internet in half hour. No problem!”. Te gek! Dat is in ieder geval al iets.

Naar het noorden kleiner 2Terug bij de vriendelijke dame bij ETC geef ik haar de dongel, een pasfoto en een kopie van mijn paspoort. Het mag dan misschien niet veel kosten, het vereist wel een uitgebreide registratie. Als ze probeert de dongel te registreren, blijkt dat het apparaatje niet werkt. We gaan terug naar Sammy. Uit zijn magazijn pakt hij alle dongels die hij heeft, waarna hij met ons mee terug loopt naar het ETC gebouw. Samen met de ETC dame probeert hij één van de dongels voor ons te registreren. Het is inmiddels ver na 17:00 uur en de collega’s van de vriendelijke dame verlaten één voor één het pand. We geven meerdere keren aan dat we de volgende dag kunnen terugkomen, maar daar wil ze niets van weten. Wat een service! Het is uiteindelijk bijna 19:00 uur als één van de dongels succesvol is geregistreerd. Het is weliswaar niet gelukt om op internet te komen, maar dat ligt aan het overvolle ETC-netwerk.

Die avond proberen we meerdere keren met de dongel op internet te komen. Helaas zonder succes. Internet op mijn telefoon werkt daarentegen wel! De eerste e-mails kunnen we alvast lezen. De volgende ochtend gaan we nog een keer met Sammy naar ETC. De conclusie blijft echter onveranderd; de dongen werkt, maar het gebrekkige netwerk het werkelijke probleem. We kijken het wel even aan.

Naar het noorden kleiner 1Dan kunnen we beginnen aan de volgende administratieve klus: motorverzekering. In Sudan hadden we in Khartoum geprobeerd om een ’gele kaart’ voor Afrika te krijgen, maar dat was toen niet gelukt (zie “Kletsen in Khartoum”). We zouden de Comesa-verzekering ook in Ethiopië moeten kunnen krijgen. Bij het eerste verzekeringskantoortje is het meteen raak. Ze weten wat Comesa is en ze kunnen het ook aan ons verkopen. Peter loopt met de manager mee naar zijn kantoor, terwijl ik dit keer buiten bij onze motoren blijf. Net als alle administratieve handelingen in Afrika duurt ook het afsluiten van een verzekering dit keer erg lang. Maar het lange wachten wordt beloond, want drie uur later komt Peter naar buiten met voor ons allebei een gele kaart voor Afrika. Fijn, dat is ook geregeld. Nu op zoek naar benzine.

Midden in het centrum is een benzinestation dat wij nog niet eerder hadden geprobeerd. Er staat een lange rij auto’s en -belangrijker- een lange rij tuktuks en motoren. Auto’s en vrachtwagens rijden hier meestal op diesel, maar tuktuks en motoren rijden net als wij op benzine. We sluiten aan in de rij en rijden beetje bij beetje naar de pomp. Daar aangekomen blijkt dat er twee rijen zijn; één met voertuigen en één met mensen met jerrycans. De pittige tante aan de pomp houdt het allemaal goed in de gaten en geeft netjes iedereen op zijn beurt een beetje peut. Volle tanks betekent dat we nu alleen nog geld moeten pinnen.

In het centrum vinden we een bank waar de Visa-card van Peter werkt. We pinnen genoeg geld voor de komende dagen en kunnen dan Naar het noorden klein 2eindelijk gaan! We draaien de weg op en gooien het gas open om de stad uit te rijden. Dan hoor ik Peter wat mopperen. De GPS ligt nog bij het verzekeringskantoortje, we moeten omdraaien. Helaas is het inmiddels lunchtijd en is het kantoor de komende twee uur dicht. Wij gaan op onze beurt dan ook maar uitgebreid lunchen en parkeren 1,5 uur later alsnog voor de deur bij de verzekeraar. Eén van de dames komt al uit het gebouw gerend met de GPS hoog in de lucht. Opgelucht dat de GPS niet weg is, rijden we ver na de middag toch nog de stad uit. Zonder werkende dongel, maar met mobiel internet, een verzekering, een volle portemonnee, een volle tank en goede zin om naar het noorden te rijden.

Zodra we de stad uit zijn, rijden we meteen over een prachtige weg de heuvels in. Wat opvalt is dat nagenoeg ieder stukje land is gecultiveerd. Op schuine hellingen zijn terrassen gemaakt waarop verschillende gewassen groeien. Er is niet veel regen gevallen de laatste tijd, dus de velden zijn geel en dor. Vanaf de hoge weg kijken we neer op een gele lappendeken.
Het is werkelijk prachtig. Achter iedere bocht schuilt weer een ander uitzicht. We stoppen regelmatig om wat foto’s te maken en ons te vergapen aan de vergezichten. En terwijl we ons vaak helemaal alleen wanen, blijkt dat niet één keer het geval te zijn. Zodra we ons motoren Naar het noorden klein 3uit doen horen we wel ergens in de verte iemand roepen: “You, you, you, Faranji!”. Voordat we het weten staan er weer een aantal toeschouwers te kijken hoe we foto’s maken, wat drinken of een banaan proberen te eten. Dat laatste is toch wel een beetje lastig als een groepje kinderen je met hongerige ogen staat aan te kijken terwijl ze met een hand naar hun mond gaan om aan te geven dat ze wat willen eten of drinken.

Tegen de schemering komen we aan in Debark. Het stadje ligt op 2800 meter hoogte en is het startpunt voor wandeltochten in Simien Mountains National Park. Voor het eerst sinds lange tijd zien we weer veel toeristen en toergroepen. Het is zo druk dat de eerste drie hotel waar we aankloppen vol zijn, zelfs kamperen is niet mogelijk. We vinden uiteindelijk een éénpersoonskamer met een knusse twijfelaar. Het water is afgesloten. In de hoek van het kleine badkamertje staat een grote emmer met water om mee te wassen en om het toilet door te spoelen. Ondanks dat we in één van de betere hotels van het stadje slapen, lijkt het toch nog een beetje op wildkamperen.

Een meerdaagse wandeling in het park slaan we over. We hebben allebei niet echt een goede conditie en bovendien is Peter niet helemaal fit. We besluiten daarom verder te rijden naar Axum. We doen nog een poging om onze tanks weer te vullen, maar krijgen al snel te horen dat we pas in Axum weer ’regular’ kunnen krijgen. Zelfs op de zwarte markt in Debark is geen benzine te krijgen.
Met onze extra jerrycan vol benzine zouden we het wel moeten redden tot de volgende pomp, dus kunnen we gewoon vertrekken.

Zodra we het dorp verlaten, laten we ook het asfalt achter ons en rijden we verder over een mooie gravelweg. Hier en daar is het gravel heel Naar het noorden klein 5diep en zwabbert het achterwiel wat, maar over het algemeen is het goed te rijden. Al staan we meer stil dan dat we rijden, want het is prachtig waardoor we regelmatig stoppen om foto’s te nemen. De vergezichten, de steile afgronden en de vormen van de heuvels zijn enorm indrukwekkend. Het enige verkeer dat we tegenkomen bestaat uit lijnbussen die langzaam tegen de berg omhoog tuffen en vervolgens met ijzingwekkende snelheden de berg weer af komen rollen. Achter de bussen ontstaat een enorme stofwolk. Zo veel stof dat we soms zelfs niets meer zien en moeten stoppen om te voorkomen dat we de weg af zouden rijden.

Halverwege de dag stuiten we op een file. Langs de hele route wordt aan de weg gewerkt. Net als in Sudan zijn de Chinezen ook in Ethiopië druk bezig om de gravelwegen te asfalteren. Met lokale werkkrachten hakken ze de bergen uit en egaliseren ze het gravel om daar een laagje asfalt over te gieten. De file wordt veroorzaakt door twee grote machines die net bezig zijn om de weg een beetje breder te maken. Geen overbodige luxe want twee lijnbussen zouden elkaar hier niet kunnen passeren. We rijden met onze motoren langs de lange rij wachtende auto’s tot we niet verder naar voren kunnen en kijken bij de andere toeschouwers naar de machines. Tussen alle Ethiopiërs staat nog één ’Faranji’, Brian uit de VS. Hij is met de bus onderweg naar Axum en staat al enige uren te wachten tot de weg weer open gaat. Terwijl we met hem staan te Naar het noorden klein 6praten, verplaatst één van de machines en kunnen wij met de motoren langs de werkzaamheden rijden. We zeggen Brian gedag, manoeuvreren langs de machines en vervolgen onze weg omhoog. Even zonder de lijnbussen.

Als we na een paar kilometer terugkijken, zien we dat de weg weer open is en de lijnbussen in de achtervolging zijn. Terwijl wij stoppen voor een broodje halen de eerste bussen en hun stofwolken ons alweer in. Na de lunch halen wij de bussen weer in, maar steeds als we stoppen om een foto te maken worden wij op onze beurt weer ingehaald, waarna wij in het stof rijden en proberen hen weer in te halen. Dit ritueel herhaalt zich nog een aantal keer, totdat we in Shire weer op het asfalt komen. In het laatste zonlicht rijden we van Shire naar Axum, waar we aan het begin van de avond bij het Africa Hotel inchecken. Als ik in de spiegel kijk zie ik hoe zwart mijn gezicht is van het stof. Ik heb niet alleen in het stof van de bussen gereden, maar ook meer dan 200km in het stof van Peter die voor mij reed. Gelukkig komt er bij het Africa Hotel wel water uit de douche!

Als we de volgende ochtend door het centrum van Axum lopen zien we daar weer een ETC kantoor, herkenbaar aan de blauwe telefooncellen op straat. We besluiten om onze dongel nog maar eens te laten controleren. Ook hier wordt de ene telefoon na de andere verkocht. Als ik aan de beurt ben kijkt de man mij ernstig aan. Hij neemt ons probleem bijzonder serieus en verontschuldigt zich namens ETC voor de slechte service. Hij zal mijn dongel hoogstpersoonlijk onderzoeken en zonodig contact op nemen met zijn collega’s in Addis Abeba. Hij schrijft alle gegevens op en belooft me te bellen zodra hij meer weet. Ondertussen kan ik dan gewoon de stad bezoeken, want wachten zou alleen maar zonde van mijn tijd zijn.

We volgen zijn advies op en bezoeken dé bezienswaardigheid waar Axum om bekend staat: de pilaren van Axum. In het stadje, maar ook Naar het noorden klein 10net daarbuiten, zijn verschillende velden te vinden waar rond 400 n.c. verschillende stenen pilaren zijn gebouwd die dienden als grafmonument. In Axum zelf zijn drie pilaren te vinden. Eén daarvan heeft lange tijd op een plein in Rome gestaan, maar is enige jaren geleden door de Italianen terug gegeven aan Ethiopië en op de originele plek teruggezet. We krijgen aan de poort een handgeschreven kaartje en mogen dan naar binnen om de pilaren van dichtbij te bekijken. Aan de voet van de pilaren lopen we Brian weer tegen het lijf. Door de wegwerkzaamheden was zijn bus niet meer doorgereden naar Axum. Hij had moeten overnachten in Shire en had daar de volgende ochtend heel vroeg alsnog de bus naar Axum genomen. We spreken af om die avond samen te eten en dan verder te kletsen.

Brian geeft ons de tip om naar de veemarkt van Axum te gaan. Het is vandaag marktdag en uit de wijde omgeving zijn boeren met hun vee naar die markt gekomen. Een goed idee! We houden een tuktuk aan en onderhandelen over de prijs. Als we willen instappen blijkt dat er al iemand achter in de tuktuk zit. We nemen aan dat die andere passagier onderweg zal worden afgezet, waarna wij doorrijden naar de veemarkt. We stappen alsnog in de tuktuk. De veemarkt ligt aan de rand van de stad. De weg is heel slecht en we hotsen en botsen met de tuktuk door de kuilen terwijl wij achterin alle kanten op stuiteren. Als we bij het marktterrein komen is het helemaal leeg. Geen koe, schaap, geit of zelfs kip te vinden. We zijn te laat en zien in de verte nog net de laatste boer met zijn vee over een heuvel verdwijnen. Helaas.

We stuiteren over dezelfde weg weer terug naar ons hotel als Peter ineens roept: “GET YOUR HANDS OUT OF MY POCKET!! Die man zit me gewoon te rollen!!”. Terwijl wij heen en weer werden geslingerd in de tuktuk had de derde passagier zijn hand in Peter zijn broekzak gestoken. Peter had dat in eerste instantie helemaal niet in de gaten, totdat hij toevallig zijn hand in zijn zak stak en daar stuitte op de hand Naar het noorden klein 11van die andere man! Boos begint Peter zijn zakken te controleren en dan blijkt dat één broekzak -notabene de zak met een rits- leeg is. De camerabatterijen en SD-kaartjes zijn weg.

Peter schreeuwt dat de man zijn spullen moet terug geven en begint de man te fouilleren. De deur van de tuktuk zit aan mijn kant, dus zolang wij niet uitstappen kan de boef nergens heen. Terwijl de man steeds kleiner wordt en jammert dat hij niets heeft, draagt Peter de chauffeur op om naar de politie te rijden. Daarop begint de man nog harder te jammeren en naar de grond te wijzen. Misschien zijn de spullen “gevallen”? Op de grond liggen inderdaad de vermiste spullen. Als we drie keer hebben gecontroleerd dat we al onze andere spullen nog hebben, stappen we uit waarna de dief rennend te tuktuk verlaat. Een beetje beduusd laten we ons bij het hotel afzetten waar we de chauffeur betalen. Eenmaal binnen realiseren we ons als we zijn afgekoeld dat de chauffeur waarschijnlijk in het complot zat. Als we ons dat eerder hadden gerealiseerd hadden we zeker niet betaald. Maar goed, zo ’streetwise’ waren we nog niet. Gelukkig hebben we al onze spullen terug.

Aan het begin van de avond met Brian naar een restaurantje in het centrum. We genieten van een koud biertje en injera, het nationale Naar het noorden klein 9gerecht van Ethiopië. Injera is een pannenkoek die is gemaakt van teff-meel, een graansoort dat alleen in Ethiopië wordt verbouwd. De injera zelf is niet zo lekker en eigenlijk alleen goed te eten samen met het sausje dat je erbij besteld. Je eet injera met je handen (als het lukt alleen met je schone rechterhand), door een stukje injera af te scheuren en daarmee wat saus te pakken. Dat is zo gewoon, dat je niet eens bestek krijgt. In Noord-Afrika hebben we al leren eten zonder bestek, waardoor we nu ook de injera zonder problemen naar binnen krijgen. Ethiopiërs eten de hele dag door injera, bij het ontbijt, de lunch en diner. Een dag geen injera is een dag niet geleefd. Wij houden het bij 1 injera per dag, Bozena Shiro is onze favoriet.

Na de vervelende tuktukrit wordt het uiteindelijk nog een hele gezellige avond met Brian. Hij vertelt ons over zijn reis (in 14 dagen door Ethiopië, Djibouti èn Somaliland), over zijn werk in San Diego en de tijd dat hij als vrijwilliger werkte in Mongolië.  Hij wil ook van alles weten over ons avontuur. Aan het eind van de avond zit hij hardop te fantaseren op welke motor hij eenzelfde reis kan maken. Hij wijst ons op ’The True Size of Africa’ (zie onderaan dit bericht). De meeste ’platte’ wereldkaarten geven een vertekend beeld van de ware oppervlakte van lande.. Zeker de landen op de evenaar worden veel kleiner afgebeeld dan ze in werkelijkheid zijn. In werkelijkheid is het continent Afrika zo groot dat de VS, China, India, Japan en héél Europa in Afrika passen en er dan nog steeds ruimte over is!. Geen wonder dat het zo lang duurt voordat we dit prachtige continent hebben doorkruisd.

De volgende ochtend zitten we rustig aan het ontbijt als mijn telefoon gaat. Het is de meneer van ETC die onze dongel zou controleren. Net als in Gonder concludeert hij dat de dongel prima werkt, maar dat het netwerk plat ligt. Hij vind dat erg vervelend en heeft een oplossing. Hij staat nu voor ons hotel met een simkaartje waarmee we wel op internet kunnen. Het internet zal niet zo snel zijn als met de dongel, maar zal wel werken. Ik haast me naar buiten. Hij wil me het kaartje eigenlijk gratis geven, maar dat is echt niet nodig. Wat een service! Op een zondag nog wel!!
En hij had gelijk, via het kaartje kunnen we wel op internet De rest van de dag gebruiken we om onze e-mails te lezen en het blog bij te werken (dat werd intussen hoog tijd).

Naar het noorden klein 12Na een relaxte zondag, rijden we op maandag verder naar Wukro om daar een rotskerk te bezoeken. In de noordelijke provincie Tigray zijn meer dan 120 rotskerken te vinden. De kerken zijn uitgehakt in het gesteente en vaak prachtig beschilderd. De meeste rotskerken zijn heel moeilijk te bereiken, doordat ze zijn uitgehouwen in een steile klif of zijn verborgen in een grot. Sommige kerken mogen alleen door mannen of alleen door praktiserende christenen worden bezocht. De plaatselijke priester bepaalt -zonodig na een vraaggesprek- of je de kerk mag bezoeken. De rotskerk in Wukro kan vanuit het dorp worden bezocht en is ook toegankelijk voor ons. Onderweg naar Wukro zien we verspreid in het landschap nog veel meer kleine kleurige kerkjes. Vaak boven op een heuvel, vanuit de hele omgeving goed zichtbaar. Als we in Wukro aankomen zijn we te laat om de kerk te bezoeken, maar we doen dat de volgende ochtend alsnog. Het is een klein kerkje met wat mooie schilderingen. Een mooi voerproefje van de rotskerken die we in Lalibela nog zullen bezoeken.

Na ons bezoek aan de Chukros kerk in Wukro rijden we door naar Mekele waar we zijn uitgenodigd bij Kevin en Els en hun kinderen Jotan en Moshe. We ontmoetten dit Belgische gezin bij Tim&Kim Village waar zij toen met hun (schoon)zus Becky op vakantie waren. Ze wonen sinds enige maanden in Ethiopië en werken daar in het Mekele Youth Center (MYC), een jeugdcentrum dat wordt gerund door een grote zendingsorganisatie. Kevin wacht ons op in het centrum van Mekele waarna we hem volgen naar hun huis. We parkeren de motoren in de ommuurde tuin, leggen onze spullen in de kamer van Jotan waar wij mogen slapen en gaan daarna met het hele gezin naar een restaurantje in de buurt voor een heerlijke burger. Reuze gezellig!

In de namiddag neemt Kevin ons mee naar het MYC waar hij ons een rondleiding geeft en voorstelt aan zijn collega’s. Het MYC wordt Naar het noorden klein 14dagelijks bezocht door ongeveer 800 jongeren uit Mekele. Kevin en Els verzorgen verschillende workshops op het gebied van gezondheidsvoorlichting. Ook begeleiden ze jongeren in hun dagelijkse problemen met bijvoorbeeld huisvesting, werk en onderwijs. Een prachtig project en heel inspirerend om te zien met hoeveel energie ze zich inzetten voor de Ethiopische jeugd (zie Project Manna of hun Facebook).
’s Avonds genieten van de kookkunsten van Els, kletsen we honderduit over hun leven in Ethiopië en raak ik niet uitgepraat met Jotan over zijn ridderboek. Een fijn bezoek!

De volgende ochtend, als het dagelijkse leven weer begint, Moshe naar school gaat en Kevin naar het MYC, pakken wij onze spullen in om naar Lalibela te rijden. Daarover meer in een volgend bericht.

Klik hier om de foto’s te bekijken.

Afgelegde afstand tot en met Mekele: 10.756km (6684 miles)

Vorige bericht “Tot ziens, Noord-Afrika” – Volgende bericht “Rotskerken van Lalibela

| Leonie | AFRIKA, Ethiopië

2 Reacties (Comments) - Naar het noorden

  1. Frederike

    Het is, als steeds, fantastisch om te lezen wat jullie allemaal meemaken. We leren allemaal bij van jullie verhalen, echt heel bijzonder. Wel mis ik je, Le! We moeten binnenkort maar eens skypen als de verbinding zich ertoe leent. Liefs,xx

  2. Herman Schutte

    Dank, weer een prachtig verslag.