Met een visum voor Ethiopië op zak gaan we vanuit Khartoum op weg naar de grens. Het is ongeveer 600km rijden naar de grensplaats Metema. Ten zuiden van Khartoum zijn geen bezienswaardigheden meer die we willen bezoeken, dus we besluiten er twee lange rijdagen van te maken. Als we dan op de tweede rijdag net vóór de grens kamperen, kunnen we vroeg in de bij de douane zijn om alle formaliteiten af te ronden zodat we daarna nog naar de eerste camping in Ethiopië kunnen rijden.
Zodra we het bruisende Khartoum achter ons hebben gelaten, verandert het landschap snel weer in een droge, stoffige vlakte. Geen dure auto’s meer of hoge flatgebouwen, maar lemen huizen en ezelkarren. Alleen de hoofdweg waar wij op rijden is geasfalteerd, alle zijwegen zijn zandwegen met diepe kuilen. Al is ook de asfaltweg in slechte staat en moeten we regelmatig slalommen tussen de ’potholes’ om te voorkomen dat we lek rijden.
We rijden door dorpjes waar langs de weg rijen kleine winkeltjes zijn gevestigd. Vreemd genoeg vind je vaak een aantal van dezelfde winkeltjes naast elkaar. Eerst een rijtje timmermannen die allemaal dezelfde houten kozijnen aanbieden, dan een rijtje smeden met exact dezelfde metalen hekwerken en dan weer een rijtje restaurantjes. Wat verder opvalt is dat altijd en overal Coca Cola te krijgen is. In het meest uitgestorven dorpje en het meest afgelegen restaurant is altijd wel een flesje suikerwater te krijgen. Een flesje Cola is vaak zelfs beter verkrijgbaar dan een flesje water. Er is wel water uit de kraan, maar dat gebruiken we alleen om onze tanden te poetsen en te koken, niet om zo te drinken. Een goed alternatief is thee. Het water is dan gekookt, dus veilig om te drinken. En langs de weg zijn overal ’chai-mama’s’ te vinden waar we een kopje kruidige thee kunnen krijgen.
Bij één van de vele dorpjes stoppen we bij de markt om wat fruit en groente te kopen. Terwijl ik onderhandel over de prijs van de bananen verzamelt zich een grote groep Sudanezen om de motoren heen. Peter wordt onderworpen aan een kruisverhoor. “Wat voor merk is de motor?”, “Hoeveel cc?”, “Wat is de maximum snelheid?” en de meest gestelde vraag: “Wat kost de motor?”. Als ik de boodschappen heb opgeborgen, haal ik mijn camera tevoorschijn om wat foto’s van de mensenmassa te maken. Na twee foto’s loop ik naar de overkant van de straat om ook vanaf daar nog een overzichtsfoto te maken van de markt, de groep Sudanezen en de witte helm van Peter die daar nog net bovenuit steekt. Als ik terug bij mijn motor ben en de camera wil opbergen staat er een meneer naast me die uit het niets op luide toon beveelt dat ik mijn foto’s wis.
“Sorry? Delete my pictures?”.
“YES, DELETE THE PICTURES! NOW!”
In Sudan heb je een vergunning nodig om door het land te reizen en foto’s te maken. Met die vergunning mag je foto’s maken, maar nog steeds niet van alles. Net als in veel andere landen mogen geen foto’s worden gemaakt van strategisch belangrijke punten, zoals bijvoorbeeld bruggen en politieposten. In Sudan is het verbod wat ruimer omschreven en mogen geen foto’s worden genomen van ’overheidsgebouwen’. Het lastige is dat heel veel bouwwerken onder die Sudanese definitie vallen en je dat niet altijd in de gaten hebt als je de foto maakt. Sudan doet er dan nog een schepje bovenop door ook te verbieden dat foto’s worden gemaakt van sloppenwijken en bedelaars.
Je moet verschillende kopietjes van de vergunning bij je dragen zodat je altijd een kopie aan de politie kan afgeven als daarom wordt gevraagd. Wij hoorden pas van de verplichte vergunning in Khartoum en vonden het toen niet meer de moeite om die alsnog te halen. Tot Khartoum was het prima gegaan en had nog niemand naar de vergunning gevraagd. De laatste twee dagen vanuit Khartoum naar de grens zouden vast ook wel goed gaan. Althans dat dachten we.
De man dringt er nog een keer op aan dat ik de foto’s verwijder. Omdat hij geen uniform draagt, is niet helemaal duidelijk of het een politieagent is die me beveelt de foto te wissen of een willekeurige omstander die het niet leuk vond dat hij werd gefotografeerd. Een beetje overrompeld door zijn bevel vraag ik nog maar eens wat hij bedoelt en leg ik uit dat ik graag foto’s wil maken van Sudan omdat het een mooi land is. Maar hij heeft geen zin in praatjes. Hij wijst naar een man in uniform die een eindje verderop staat en zegt “We are police. No talking. Delete! NOW!”
Het is duidelijk wat hij wil. Ik heb kennelijk foto’s gemaakt van een onderwerp dat ze niet zint. Er is geen gebouw in de wijde omtrek te ontdekken dat als ’overheidsgebouw’ kan doorgaan, dus de markt zal wel onder ’sloppenwijk’ vallen. Net voordat hij aanstalten maakt om de camera uit mijn handen te pakken, besluit ik de foto’s toch maar te wissen. Zeker omdat we geen vergunning hebben, wil ik niet het risico lopen dat we straks al onze foto’s of zelfs de camera kwijt zijn. Ik houd de camera voor zijn neus en laat ik zien dat ik de foto’s die ik zojuist heb genomen verwijder. Om te voorkomen dat ik ook andere foto’s van Sudan moet wissen, laat ik daarna foto’s zien van Europa die ook nog op het kaartje staan. Hij neemt er genoegen mee en vraagt niet naar de vergunning. Als ik heb toegezegd dat ik geen foto’s meer zal maken in Sudan mogen we gaan.
Een beetje beduusd stap ik weer op de motor. Wat een *#$&*% van een vent! We zijn ondertussen toch al heel wat politieagenten en militairen tegen gekomen, maar dit was de eerste waarvan mijn haren overeind gingen staan. Een situatie waarin je intuïtie je zegt: “Dit is menens”. We rijden het dorpje uit en stoppen een eindje verder om het geheugenkaartje van de camera om te wisselen. Misschien kunnen we de verwijderde foto’s nog wel terug halen met speciaal daarvoor gemaakte software. En al we nog een keer worden aangehouden lopen we met een ander kaartje in ieder geval niet het risico dat we de andere foto’s ook kwijt raken. We stoppen daarna nog een paar keer om wat foto’s te maken, want Sudan blijft een mooi land. En wat is de kans dat we die agent weer tegenkomen?
We stoppen ook om thee te drinken bij één van de ’wegrestaurants’. We parkeren de motoren en zien dat een groepje mannen zich net klaarmaakt voor het middaggebed. Eén van hen gebaart dat we maar vast ergens een plekje moeten zoeken, hij komt er zo aan. Na het gebed neemt hij onze bestelling op, terwijl de anderen de motoren bekijken en de gebruikelijke vragen op ons afvuren. Ze vinden het een bijzonder avontuur en kunnen niet geloven dat we echt op deze ’brommers’ uit Amsterdam hierheen zijn gereden. Als de thee wordt gebracht verexcuseren ze zich en nemen ze plaats op de ligbedden in de hoek van het restaurant. Een prima plek om de hete middagen van Sudan door te komen. De thee is ’van het huis’. De man legt uit dat het als moslim zijn plicht is om voor reizigers te zorgen en dat hij blij is dat hij ons deze thee kan aanbieden. Welkom in Sudan!
Er is veel verkeer onderweg van en naar Khartoum. Net als in het noorden van Sudan moeten we weer goed oppassen voor tegemoetkomende lijnbussen die op de gekste plekken het langzamere verkeer inhalen. Maar ook het verkeer dat ons inhaalt moeten we goed in de gaten houden, om te voorkomen dat we worden afgesneden. Het gebeurt regelmatig dat inhalend verkeer even naast ons blijft rijden om ons eens even goed te bekijken. Eén auto maakt het wel heel bont. Hij blijft lange tijd naast me rijden, steeds dichterbij, waardoor hij me bijna van de weg af drukt.. Ik geef gas om weer voor de auto te rijden, maar de bestuurder geeft ook gas en rijdt opnieuw naast me. Als hij weer te dichtbij komt gebaar ik dat hij normaal moet doen. Dan geeft de bestuurder gas, waarna hij heel dicht naast Peter gaat rijden en hem ook bijna van de weg af drukt. Dan zie ik het opeens: het zijn de politieagenten van eerder die dag. Dus toch nog een keer!
De boze man hangt uit het raam en gebaart dat we moeten stoppen. Afgezien van het uniform van de bestuurder is nergens aan te zien dat we te maken zouden hebben met politieagenten. Het is een gewone personenauto. De boze man vraagt om Peter zijn paspoort. Peter vraagt op zijn beurt om de identificatie van de agenten en legt uit dat hij zijn paspoort niet zomaar aan iedereen afgeeft. De agent begint te rommelen in het handschoenen kastje. Daar haalt hij eerst een pistool uit, dat hij demonstratief omhoog houdt terwijl hij met zijn andere hand verder zoekt. Hij geeft een pasje met daarop de foto van de bestuurder. Zijn eigen pasje had hij helaas thuis liggen (ja, ja…).
Na een korte blik in het paspoort vraagt hij of we ons wel hadden geregistreerd (alle buitenlanders moeten zich registreren als ze Sudan binnenkomen en daarbij maar liefst $50 per persoon afdragen, nog bovenop het visum van $50). Peter wijst op de groene sticker in ons paspoort, die de man vervolgens nog maar een keer bekijkt. Als we weer beloven dat we geen foto’s maken in Sudan, mogen we verder rijden. Hij vraagt gelukkig niet naar de ontbrekende vergunning. We zien de auto daarna nog één keer terwijl hij afslaat en een dorpje inrijdt. We hopen dat ze het nu genoeg vinden. Wij zijn er in ieder geval wel klaar mee.
Aan het eind van de middag verlaten we de grote weg en vinden we een paar kilometer verder een prachtige oude baobab boom waar we zouden kunnen kamperen. Voordat we de tent opzetten, blijven we een poosje onder de boom zitten. We drinken wat en bekijken of we hier ongestoord kunnen slapen. Als er na een klein uur nog niemand is langsgekomen en het ook niet meer zo warm is, zetten we de tent op en koken we maar weer eens een potje pasta.
De volgende ochtend wordt ik wakker van iemand die luid aan het zingen is. Ik hoor ook af en toe een koe loeien en takken breken. Als ik uit het raampje van de tent kijk zie ik een grote groep koeien voorbij sjokken met voorop een jongen op een ezel. Het is dezelfde jongen die we de avond ervoor ook al hadden gezien met zijn koeien terwijl wij het zandpad in reden naar de grote baobab. Hij kijkt vanaf een afstandje geïnteresseerd naar ons tentje, maar rijdt dan weer luid zingend verder. De koeien sjokken achter hem aan. Het blijft bijzonder hoe we in Sudan met rust worden gelaten.
We rijden verder door het warme Sudan, stoppen af en toe voor overstekend vee, helpen een Sudanese motorrijder met zijn lekke band en eten een broodje in de schaduw. Benzine is nog steeds slecht verkrijgbaar, dus overal waar we benzine kunnen krijgen vullen we de motoren om te voorkomen dat we zonder komen te staan. Het landschap verandert naarmate we verder naar het zuiden rijden. Droge vlaktes met af een toe een bruine heuvel waartussen droge rivierbeddingen door het landschap kronkelen. De huizen zijn hier niet meer gebouwd van leem, maar gemaakt van houten stokken en stro. Kleine ronde hutjes in een groepje bij elkaar, met daar omheen wat koeien en geiten. De dorpjes zijn tegen de bruine heuvels soms bijna niet te zien.
Aan het eind van de dag kost het ons wat meer moeite om een plekje te vinden voor de tent. Direct naast de weg is het ofwel te dichtbegroeid ofwel te open waardoor we te goed zichtbaar zijn. Uiteindelijk rijden we langs wat akkers naar een drooggevallen riviertje waar we een redelijk vlakke plek vinden voor de tent. Ook hier wachten we even met het opzetten van de tent om te bekijken of er geen boze boer om opheldering komt vragen. Als de tent eenmaal staat horen we wel een trekker heel dichtbij komen, maar dat is het dan ook.
We worden de volgende ochtend ruim voor de wekker wakker en zitten om 09:00 uur bepakt en bezakt weer op de motor. Na 30km komen we aan in Metema, een klein dorpje met een lange rij drukbezochte winkeltjes en een aantal wat grotere gebouwen. Het lijkt in het geheel niet op de landsgrens tussen Tunesië en Libië of tussen Libië en Egypte waar we eerder waren. Geen grote toegangspoorten, geen streng kijkende douanebeambtes of lange rijen wachtende mensen. Alleen een slagboom die met de hand wordt bediend door een douanebeambte die nu nog onderuit gezakt in een kapotte stoel zit.
Voordat we onder de slagboom door rijden naar Ethiopië, moeten we eerst nog wel wat stempels halen aan de Sudanese kant. Het is niet helemaal duidelijk waar we moeten zijn, maar als gewoonlijk trekken we genoeg aandacht en weet één van de omstanders precies waar we moeten zijn. Eerst naar het plaatselijke politiekantoor om ons te registreren. We stappen een grote lege ruimte binnen. In een hoek staat op een kastje een televisie met daarvoor één stoel. Op televisie wordt een soort soap uitgezonden. Aan de andere kant staat een leeg bureau, met daarop alleen een groot boek en een pen. De man aan het bureau houdt zijn hand op en vraagt kortaf naar onze paspoorten terwijl hij langs ons heen naar de televisie blijft kijken.
Als onze gegevens zijn genoteerd, neemt onze gids ons mee naar een ander gebouw. We nemen plaats op één van de stoelen in de wachtruimte. We zijn de enige wachtenden, maar ook de enigen in het hele gebouw. De kantoortjes zijn leeg en lijken ook weinig te worden gebruikt. De douanebeambte ontbreekt nog, maar onze gids gaat hem zoeken. Na enige tijd komt onze gids terug met een man die onze carnets aanneemt. We volgen hem naar een kantoortje, een kleine ruimte met twee bureaus, wat versleten stoelen en een kast vol ordners. Op één van de bureaus staat een computer, beschermt tegen het stof door een stuk plastic. De man gaat aan het andere lege bureau zitten en haalt een aantal grote boeken, een pen en carbonpapier tevoorschijn. Vervolgens begint hij het ene formulier na het andere in te vullen, steeds nadat hij eerst netjes het carbonpapier op de juiste plek heeft gelegd. Hier een handtekening, daar een krabbel, dan een nietje, het lijkt een eeuwigheid te duren maar dan krijgen we uiteindelijk wel een stempel in ons carnet.
We worden door hem verwezen naar een volgend gebouw. Ook daar staat de televisie aan. Dit keer een Engelstalige film die ik niet direct herken. We geven onze paspoorten af en zien hoe een hooggeplaatste douanebeambte de paspoorten controleert waarna hij opdracht geeft aan zijn personeel om onze gegevens te noteren en de stempels te zetten. Met de gestempelde paspoorten lopen we weer terug naar de motoren. Daar hebben zich inmiddels een aantal jongens verzameld die aanbieden geld te wisselen. De wisselkoers is bijzonder slecht en ondanks pittige onderhandelingen krijgen we de koers niet omhoog. We besluiten de helft van onze Sudanese Ponden te wisselen en het aan de Ethiopische kant nog eens te proberen. De stempels op zak, dus we kunnen gaan! De douanebeambte bij de slagboom staat langzaam op uit zijn stoel, laat de slagboom omhoog en wuift ons Sudan uit.
Nog geen tien meter verder staat aan de Ethiopische zijde alweer iemand te wijzen waar we moeten zijn. Eerst met ons paspoort naar de douane. We zijn hemelsbreed nog geen 100 meter bij de Sudanese douane vandaan, maar het lijkt alsof we een compleet andere wereld in zijn gestapt. Op de bureau’s staan computers, printers, camera’s en zelfs vinger-scanners. Aan de muur hangen posters met prachtige foto’s van Ethiopië, foto’s van de president en de Ethiopische vlag. In vloeiend Engels worden we gevraagd om plaats te nemen in één van de stoelen. Onze foto wordt genomen met een futuristische webcam, de vingers van onze beide handen worden gescand en alle gegevens worden netjes vastgelegd in de computer. Na een kwartier staan we weer buiten en worden we doorgestuurd naar een ander gebouw om onze motoren te registreren. Deze afdeling van de douane heeft nog geen computers gekregen, dus ook hier worden met behulp van carbonpapier verschillende formulieren ingevuld. Toch gaat het allemaal lekker vlot. Als de man onze motoren heeft gezien, de kleur en het chassisnummer heeft gecontroleerd zet ook hij de benodigde stempels. Dan wordt het touw over de weg(!) neergelaten en mogen we Ethiopië binnen rijden!
We rijden door een straat waar opnieuw heel veel winkeltjes zijn gevestigd. Toch lijkt het niet op de straat aan de Sudanese kant waar we net nog reden. We kunnen hier sinds lange tijd de borden en aanplakbiljetten weer lezen, omdat de tekst niet alleen in het Amhars (het prachtige Ethiopische krulschrift) is weergegeven maar ook in het Engels. Als in Sudan al aanplakbiljetten hingen, dan waren die meestal alleen in het Arabisch. Het is ook veel drukker op straat. Er lopen hier zeker vijf keer meer mensen dan aan de andere kant van de grens. Daarnaast valt ook op hoe kleurrijk iedereen gekleed gaat. In Egypte en Sudan gingen veel mensen gekleed in bruin, zwart of wit. Nu zien we fel blauw en knal rood, kleuren die prachtig afsteken tegen de donkere huid van de Ethiopiërs. Het favoriete t-shirt is groen-geel gestreepte voetbalshirt van het Ethiopische elftal.
Toch is het allergrootste verschil: de dames! Voor het eerst sinds lange tijd zien we heel veel vrouwen op straat. En niet zomaar vrouwen, want ze zijn stuk voor stuk prachtig! Ethiopische vrouwen staan bekend om hun schoonheid en die reputatie maken ze meteen meer dan waar. Slanke lange lijven, knappe gezichten en bijzondere kapsels. En dat alles in westerse kleding en niet langer verborgen onder een lange wijde jurk. Ik ben niet de enige die al dit moois opmerkt. Over de intercom komen verschillende goedkeurende kreten en opmerkingen over de rondingen en de prachtige ogen van de Ethiopische vrouwen.
We wisselen de tweede helft van onze Sudanese Ponden tegen een evenzo slechte koers, kopen een Ethiopisch telefoonkaartje en rijden het dorpje uit. We zetten koers naar Gorgora, een klein plaatsje aan Lake Tana. Van verschillende overlanders hadden we de tip gekregen om daar naar “Tim & Kim Village” te gaan, een lodge en camping die wordt gerund door een Nederlands stel. Over een prachtige gladde asfaltweg rijden we de heuvels in. De weg kronkelt omhoog en voor het eerst sinds lange tijd kunnen we de motoren heerlijk door de bochten trekken. Een fijne afwisseling na de lange rechte wegen in Sudan. We rijden vanaf de grens, die op 700 meter lag, naar ruim 2200 meter. Hoe hoger we komen, hoe frisser het is. Ook dat is wel weer eens lekker na de warme föhn waar we de weken daarvoor in reden.
Aan het eind van de middag rijden we de gravelweg op naar Gorgora. Het is een bijzonder slechte weg met grote losliggende stenen en enorme ’potholes’. De gemiddelde snelheid daalt naar 20km per uur. Het is nog 60km en met dit tempo duurt het nog wel even voordat we op de camping zijn.
Het is heel druk op de weg. Niet met verkeer, maar met mensen! Werkelijk overal lopen mensen. Veel van hen met grote pakketen op hun hoofd of rug, maar de meesten met vee. Met een stok in hun hand drijven ze ezels, koeien, geiten en schapen op. We zijn inmiddels wel gewend dat we een bezienswaardigheid zijn, maar wat nu in Ethiopië gebeurt hebben we nog niet eerder meegemaakt. Verschillende keren wordt het pakket dat ze dragen op de grond gegooid waarna de wandelaars zelf met hun handen op hun hoofd gillend de berm in rennen. Schuilend achter een boom of bukkend achter hun vee kijken ze of de kust weer veilig is.
Als we stapvoets door de kleine dorpjes rijden, moet ik verschillende keren flink remmen om op tijd stil te staan voor een versteende voetganger die met open mond Peter staat na te kijken. Tegen de tijd dat ze zijn bekomen van de eerste schrik en zich omdraaien, staan ze mij met grote ogen aan te kijken om daarna alsnog de weg af te rennen. OK, we zien er misschien uit als ’aliens’ maar hier voelen we ons voor het eerst ook echt buitenaardse wezens.
En zo rustig als de mensen in Sudan waren, zo opdringerig zijn de mensen die we tegenkomen in de eerste Ethiopische dorpjes. Zodra we stil staan om een foto te maken, komen vanaf alle kanten kinderen aangerend. “You, you, you” klinkt het en “Faranji! Faranji!” (wat “Blanke! Blanke!” betekent). Hoewel hun hand eerst omhoog gaat om naar ons te zwaaien, wordt diezelfde hand daarna een kommetje en horen we “Give me pen!”, “Give me money!” “Give me something!!”. Niet alleen kinderen komen vragen om een pen, water of eten, ook volwassenen houden hun hand op als we langs komen.
De verschillen met Sudan, zeker wat betreft de mensen die we tegenkomen is overweldigend. Doordat we met de motor over land reizen veranderen het landschap en de cultuur meestal heel geleidelijk. De overgang van Sudan naar Ethiopië voelt echter als de cultuurschok die je kan ervaren als je naar een verre bestemming vliegt. Hier waren we niet helemaal op voorbereid.
Het schemert al als we op de camping aankomen en hartelijk welkom worden geheten door Kim. We zetten snel de tent op, nemen de eerste douche in een week en schuiven fris bij Kim en Tim aan voor het avond eten. Dan horen we dat zaterdag ’marktdag’ is, wat betekent dat uit de wijde omtrek mensen met hun vee naar het dorp trekken om hun dieren te koop aan te bieden. Een groot aantal van de mensen zal niet vaak, of misschien zelfs nog nooit een motor hebben gezien, laat staan een berijder in een motorpak met een helm. Dus toch soort van een img class=”alignright size-thumbnail wp-image-1908″ alt=”Tot ziens, Noord-Afrika 3″ src=”http://amsterdamtoanywhere.nl/wp-content/uploads/2014/04/Tot-ziens-Noord-Afrika-3-200×200.jpg” width=”200″ height=”200″ />buitenaards wezen.
Na de beperkte voorzieningen op de campings in Khartoum en de dagen kamperen in de bush is het heerlijk op de camping bij Tim en Kim. Een toilet met een wc-bril en toiletpapier en een douche met een volle straal (koud) water. We genieten van de eerste koude biertjes sinds lange tijd en het heerlijke eten van Kim. Lake Tana blijkt ook een waar vogelparadijs. We zitten uren met onze verrekijker langs de waterkant of onder de grote boom bij onze tent naar de meeste prachtige vogels te kijken: “Paradise Fly Catchers”, de “Blue Cheeked Cordon Blue”, “Mousebirds” en “Firefinches”. Werkelijk prachtig. We blijven uiteindelijk vier nachten om bij te komen van de eerste cultuurschok en om energie te verzamelen voor de rest van Ethiopië. Heerlijke dagen!
—————
Met het verlaten van Sudan zit onze tijd in Noord-Afrika er op. Vanaf het verlaten van de veerboot in Tunis reden we 7.200 km door Tunesië, Libië, Egypte en Sudan. Landen die geen goede reputatie hebben en vooral bekend zijn opstanden, ongeregeldheden en oorlogen.
Hoewel zich inderdaad incidenten voordoen, is onze ervaring dat de media die gebeurtenissen bijzonder eenzijdig weergeeft. Van de positieve verhalen rond het referendum die begin januari door Egypte gonsden, was in de media niets terug te vinden. In tegenstelling, de nadruk werd gelegd op de hoeveelheid politieagenten die nodig waren om het referendum te laten doorgaan en het aantal incidenten dat desondanks plaatsvond. Spijtig. We hebben vaak moeten denken aan het boek “Het zijn net mensen” van Joris Luyendijk, waarin hij de kloof beschrijft tussen hetgeen wij in de krant lezen en de werkelijke gebeurtenissen in een bepaald gebied. Alsof een parallelle werkelijkheid in stand wordt gehouden.
Wij zijn aangenaam verrast door Noord-Afrika. Door de manier waarop we werkelijk overal welkom werden geheten en door de buitengewone gastvrijheid die we hebben mogen ervaren. Daar komt bij dat we prachtige dingen hebben gezien. Een stap terug in de tijd met Leptis Magna in Libië, piramides in Egypte en Sudan en schatten uit vroegere tijden in het Nationale Museum in Caïro. Maar ook natuurschoon: een prachtige kust langs de Middellandse Zee, indrukwekkende woestijnlandschappen en de prachtige Nijl. Wij zeggen daarom geen ’vaarwel’, maar ’Tot ziens, Noord Afrika’, want we komen graag nog eens terug!
—————
Klik hier voor de foto’s bij dit bericht
Afgelegde afstand tot en met Gorgora = 10.079 km (6.263 miles)
Vorige bericht “Kletsen in Khartoum” – Volgende bericht “Naar het noorden“
Hallo Peter en Leon
Prachtig wat jullie meemaken en zien. En mooi om een ander daar deelgenoot van te maken. Geniet van jullie reis. Blijf jullie zeker volgen.
gr. Peter Paapst
Jaa! Ethiopie! Ik ben blij dat jullie aangenaam verrast zijn door de mensen, de kleuren en de vogelrijkdom Ik kan me voorstellen dat het een cultuurshock is, ik ben benieuwd hoe jullie eindoordeel luidt, liefs Celine en Leon!
Fijn om jullie afgelopen Februari tegen te komen in Kim & Tim Village! Geniet van jullie wereldreis, wat een avontuur!
Becky, de Belg ;-)!
Prachtig stukje over ‘de media’… ik herinner me dat ik simpelweg BOOS was op de media toen we vanuit de VS Mexico in reden; ik voelde me gewoon schuldig naar de mensen toe. Ook ik was gegrepen door de gecreeerde angst voor deze groep mensen – maakte dat me mede-schuldig aan het systeem?
Geniet ervan luitjes!
Elke keer weer super om jullie verhalen te lezen. “Smaakt” altijd naar meer!
Groeten Peter, Lill en Anne
Bedankt voor schitterende verhaal.
gr Herman