Van het kastje naar de muur

Van het kastje naar de muur vlagNadat we de Libische grens redelijk vlot waren doorgekomen, wachtte ons een nieuwe beproeving: de Egyptische grens. De grensovergang met Egypte en vooral de stroperige bureaucratie is berucht onder ’overlanders’  (de Engelstalige term voor reizigers die net als wij met een eigen voertuig over land reizen naar hun bestemming). Over de procedure aan de grens hadden we al het één en ander gelezen in reisverhalen van anderen. De verhalen waren zeker niet altijd positief en vertelden over lange wachttijden (tot wel 10 uur), het betalen van hoge sommen smeergeld, onnodig lange discussies over ogenschijnlijk onbenullige dingen (ook weer met het oog op smeergeld) en ondervragingen van een aantal uur. Nog afgezien van de administratieve kant, lazen we ook dat reizigers door omstanders werden lastig gevallen en beroofd. Geen prettig vooruitzicht.

Met deze informatie in het achterhoofd, hadden we ons zo goed als mogelijk voorbereid op een waarschijnlijk lange dag. In Libië kochten we genoeg brood, beleg en water om een hele dag door te komen. En met Billy en Ross spraken we af om te proberen zo vroeg mogelijk bij de grens te zijn, zodat we -als we lang moeten wachten- dat in ieder geval in het daglicht doen.

Alle waardevolle spullen, zoals camera’s, de laptop, de leatherman en de verrekijker waren onderin tassen gestopt, zodat ze niet met één greep konden worden weggenomen. Ik had alle ’vrouwelijke’ dingen die ik kon bedenken (mijn toilettas, de p-mate (om staand te kunnen plassen:)), maandverband en tampons) bovenin mijn tassen gestopt in de hoop grijpgrage douanebeambtes af te schrikken bij het zien van die persoonlijke (en door mannen vaak als ’vies’ beoordeelde) spullen. Ik had ook gelezen dat het geen kwaad zou kunnen om bij de grens mijn hoofd te bedekken met een sjaal, dus ook die zat boven in mijn tanktas. Daarnaast had ik een fluitje in mijn tanktas. Als ik daarop zou fluiten zou Peter meteen naar buiten komen rennen om mij te redden….

——-

De grens tussen Libië en Egypte bestaat uit een lange weg met her en der gebouwen, poortjes, slagbomen en lange rijen wachtende mensen. De Arabische tekst op de verschillende gebouwen kunnen we niet lezen en alleen de afbeeldingen van piramides en hiërogliefen doen vermoeden dat we bij de Egyptische grens zijn aangekomen. We rijden met z’n vieren rustig verder, als iemand ons naar één van de vele kantoortjes wuift. Eén van de mannen vraagt om ons paspoort en ons visum. Een visum voor Egypte hebben we nog niet, maar kunnen we daar kopen voor 200 Egyptische pond. We hebben nog geen geld gewisseld, maar kunnen ook met Libische dinar betalen. Hoewel de wisselkoers niet helemaal lijkt te kloppen (omgerekend 225 Egyptische pond), betalen we alle vier het gevraagde bedrag waarna onze paspoorten worden meegenomen het kantoortje in.

Enige tijd later krijgen we alle vier ons paspoort weer terug. Als we het openslaan is daarin geen visum te vinden, er staat geen stempel in en er is ook geen ’visumkaartje’ ingeplakt. Op onze hoede om niet bedonderd te worden, vragen we waar het visum is. Een echt antwoord krijgen we niet, maar we krijgen wel alle vier een roze papiertje in ons hand gedrukt. Het blijkt het bonnetje van de betaling te zijn. We kunnen het bedrag in Arabische cijfers niet lezen, maar vertrouwen erop dat we niet zomaar een bedrag (aan smeergeld) hebben betaald, anders hadden we daar vast geen bonnetje van gekregen. Ze geven aan dat we mogen doorrijden.

Een paar honderd meter verder komen we bij een groot gebouw waar in grote letters ’Entry’ op staat. We worden door een aantal mensen naar de zijkant van de weg gewezen. Eén van hen maakt met handgebaren duidelijk dat we hier een stempel in ons paspoort moeten halen. Peter en Billy nemen onze vier paspoorten mee naar binnen, terwijl Ross en ik buiten bij de motoren blijven.

Het is druk op straat. Overal rijden volgeladen busjes en lopen mensen met zware koffers. Ik blijf dicht bij de motoren en probeer zo min mogelijk aandacht te trekken. Feitelijk een onbegonnen klus, want met die vier grote motoren en de flitsende motorpakken zijn we ook nu weer een bezienswaardigheid. Sommigen voorbijgangers willen een praatje maken, anderen bieden aan om geld te wisselen. De vele jonge jongens (straatschoffies) die om ons heen hangen willen vooral hun Engels oefenen. In de meeste gevallen kennen ze maar één zin; “How are you?” roepen ze baldadig terwijl ze druk gebarend langs ons rennen.

Als de groep om ons heen te groot wordt, stapt een jonge man in een zwart uniform naar voren. Hij kijkt boos en roept wat in het Arabisch tegen de omstanders. Binnen enkele seconden is de hele meute om ons heen opgelost en staat iedereen aan de overkant van de straat. De man, Malek, blijkt een agent te zijn van de grenspolitie. Hij stond al enige tijd met wat collega’s voor het grote gebouw, maar komt nu bij ons staan. Steeds als de omstanders naar zijn zin te dicht bij ons komen, stuurt hij ze weg, waardoor Ross en ik ongestoord kunnen wachten.

Na enige tijVan het kastje naar de muurd komen Peter en Billy weer naar buiten. Ze waren binnen van het ene kantoortje naar het andere kantoortje gestuurd, achter de man aan die onze paspoorten bij zich hield. Een stempel was nog niet gezet. De douane wil ons alle vier zien. Dat betekent wel dat we onze motoren, met al onze spullen erop, buiten moeten achterlaten. Malek geeft aan dat hij met zijn collega’s op onze motoren zal passen.

Mijn motorhelm, die ik tot nu toe samen met mijn zonnebril had opgehouden, zet ik af en mijn sjaal wikkel ik als een hoofddoek om mijn hoofd. Met z’n vieren gaan we het gebouw binnen en volgen we één van de douanebeambten een donkere gang in. Het stinkt naar afval en urine. We passeren verschillende kantoortjes. Een kleiner kantoor gevuld met rook waar drie mannen over wat papier gebogen luid met elkaar discussiëren. Een wat groter kantoor met een groot bureau waar drie mannen televisie zitten te kijken. Een keuken waar koffie en thee wordt verkocht. Door de hele gang staan mensen tegen de muren te wachten. Als we in een wat grotere hal komen, is in het licht zichtbaar hoe vies alles is. De vloer is zwart van het vuil, net als de onderste meter van de muur. De stank is vooral in de hoeken enorm. Op de trap staat een vrouw te schreeuwen tegen een jonge douanebeambte terwijl haar familie probeert te sussen. Een eindje verder staat een grote groep mensen te dringen voor een dichte deur. Steeds als de deur opengaat steekt iedereen zijn paspoort in de lucht in de hoop dat zij nu worden geholpen. Een stinkende chaos.

Als we een poos hebben gewacht, niet wetend waarop en hoe lang, komt één van de douanebeambten uit een kantoortje de gang in. Als hij de foto in ons paspoort heeft gematcht met ons gezicht, geeft hij onze paspoorten weer terug. Er staat nog geen stempel in. We worden weer  naar buiten begeleid, waar Malek ons al bij de motoren staat op te wachten. Als we net buiten staan komt een andere douanebeambte naar ons toegelopen. Hij ziet er netjes uit, met een pantalon, nette schoenen, een overhemd en een lange donkere regenjas. Het is zonnig, maar niet erg warm en voor de Egyptenaren waarschijnlijk best fris. Hij heeft een klein snorretje en lijkt daarmee sprekend op Peter Sellers als Inspecteur Clouseau uit de Pink Panther. Hij vraagt of één van ons met de paspoorten met hem kan meelopen. Peter biedt aan om naar binnen te gaan, terwijl Billy, Ross en ik buiten blijven bij de motoren.

We weten niet hoe lang het gaat duren en willen klaar zijn om te vertrekken zodra dat kan. We hebben na de grens nog een tocht van 280km in het vooruitzicht om naar Marsa Matrouh te gaan. We blijven startklaar op Peter wachten. Maar het duurt lang, heel lang. Billy maakt het zichzelf gemakkelijk en leest op zijn motor alvast wat in zijn Lonely Planet over Egypte. Ross probeert zijn nieuw geleerde Arabische woorden in de praktijk te brengen. Ik zit op mijn motor en wacht. Malek is nog steeds bij ons en houdt trouw alle omstanders op grote afstand. Hij doet zijn best om met zijn beperkte Engels een praatje met ons te maken, terwijl hij ons zonnepitten en nootjes geeft en wat te drinken.

Na ruim 2,5 uur (!) komt Peter met Inspector Clouseau weer naar buiten. Dan blijkt dat de douane in de tussentijd achtergrondonderzoek had gedaan naar ons. Peter had het grootste deel van de tijd in een kantoortje gezeten waar hij was ondervraagd. Hij moest vragen beantwoorden over onze huwelijkse staat, ons werk, de reis, de route in Egypte en ook over Billy en Ross. De vragen werden in het Engels gesteld door een hoge ambtenaar, maar werden in het Arabisch ingefluisterd door een onaardig sluw mannetje naast hem. Hij zat tegenover Peter en hield hem steeds nauwlettend in de gaten als hij antwoord gaf op de vele vragen, terwijl hij op verschillende telefoons op internet naar informatie over ons zocht.

Het harde werk van Peter en het lange wachten is niet voor niets geweest, want we zijn door de test gekomen en hebben een stempel in onze paspoorten! Wij mogen Egypte in, nu de motoren nog.

Alsof we na al dat lange wachten ineens haast hebben, vraagt Inspector Clouseau ons om hem direct te volgen. Na 300 meter wijst hij naar een bagagescanner waar onze spullen doorheen  moeten. Het is een drukte van jewelste, want niet alleen onze spullen maar ook de spullen van alle andere reizigers moeten door de enige scanner die er staat.Terwijl wij heen en weer lopen tussen de bagagescanner en onze motoren, blijkt Malek opnieuw van grote waarde. Aan de andere kant van de scanner ligt een grote hoop met al onze spullen waar Malek bij staat te grommen als een rottweiler als iemand te dichtbij komt. Zodra alles is gecontroleerd en weer op de motor is bevestigd, maant Inspector Clouseau ons om snel met hem mee te komen naar het volgende kantoortje 50 meter verderop waar we de motoren moeten invoeren.

Egypte is het eerste land waar we ons ’Carnet de Passages en Douane’ gebruiken. Dat is een soort paspoort voor de motor dat ervoor zorgt dat we de motoren kunnen in- en uitvoeren zonder dat we daarvoor aan de grens hoeven te betalen. Zonder Carnet de Passage hadden we in Egypte anders per motor een bedrag van 8x(!) de dagwaarde van de motor moeten betalen (waarvan je maar moet hopen dat je dat bij het verlaten van Egypte weer terug krijgt). We hebben in plaats hiervan een waarborgsom gestort bij de ADAC (de Duitse equivalent van de ANWB). Het is belangrijk dat alle stempels op de juiste plek in het Carnet staan, want alleen dan krijgen we bij thuiskomst die waarborgsom weer terug.

Het blijkt een hele toestand te zijn om onze Carnets gestempeld te krijgen. Een eerste meneer komt met een stukje papier en een potlood om het chassisnummer van de motor op te nemen. Dat doet hij niet door het over te schrijven, maar door een papiertje op de nummers te leggen en het potlood er overheen te krassen. Dan moeten we bij een tweede meneer eerst afrekenen voor het opnemen van dat chassisnummer voordat een derde meneer de belangrijkste gegevens van de motoren op een officieel document vermeldt; de kleur, het merk, het type. Alles in het Arabisch, dus we kunnen er geen woord van terug vinden.

Met dat officiële document, ons Carnet en kopietjes van onze motorpapieren en paspoort lopen we achter Inspector Clouseau aan naar meneer nummer vier. Als die de papieren heeft bekeken, gesorteerd en geschud wordt het Carnet getekend. Een stempel ontbreekt nog. In een ander kantoortje 300 meter terug geven we de dossiers aan meneer nummer vijf die alle papieren weer in een net andere volgorde legt. Voordat hij verder gaat moeten we eerst naar meneer nummer zes om daar te betalen, dit keer voor het passeren van het Carnet. Terug bij meneer nummer vijf komt dan eindelijk het stempelkussen tevoorschijn. Het is bijzonder om te zien welke handelingen de beste man dan nog moet verrichten voordat hij daadwerkelijk overgaat tot het zetten van de stempels: een handtekening hier, een nietje in een stapel documenten daar, wat aantekeningen in een schrift zus, enz., enz., enz. Uiteindelijk lopen we bij meneer nummer vijf weg met ieder een stempel in ons paspoort voor de motoren, maar zonder het gestempelde Carnet! Die krijgen we pas mee als we een Egyptisch nummerbord, Egyptisch rijbewijs en een verzekering hebben.

Van het kastje naar de muur AsterixDe procedure doet inmiddels erg denken aan Asterix en Obelix die in het boek “Asterix verovert Rome” in ’het huis waar je gek wordt’ opzoek gaan naar formulier A-38 en daarbij van het ene loketje naar het andere kantoortje worden gestuurd.

Met z’n vieren hobbelen we weer achter Inspector Clouseau aan naar meneer nummer zeven waar we voor 60 Egyptische Pond per motor een verzekering afsluiten. Met de bonnetjes van de verzekering gaan we naar het kantoortje ernaast (naar meneer nummer acht en negen) die ons -uiteraard na het invullen van wat papierwerk- Egyptische nummerplaten en een rijbewijs overhandigen. Als we de nummerplaten op de motoren hebben vastgemaakt, is het dan toch echt bijna klaar. Billy loopt met Clouseau nog één keer terug naar meneer nummer vijf om onze Carnets te halen. Hij komt een kwartier later juichend met de gestempelde Carnets hoog in de lucht naar ons toe gelopen. We zijn klaar, wij mogen Egypte in en de motoren nu ook!

De hele procedure aan de Egyptische grens heeft op dat moment al ruim zeven uur (!) geduurd, nadat we die dag al enige tijd over de Libische grens hadden gedaan. De procedure zou nog veel langer hebben geduurd als Inspector Clouseau ons niet had geholpen. Hij zorgde er voor dat we in de goede volgorde bij de juiste kantoortjes hebben aangeklopt en heeft ons ook keer op keer met voorrang laten helpen.

We hebben uiteindelijk per motor 1015 Egyptisch Pond betaald, wat neerkomt op ongeveer EUR100. Geen slecht resultaat, want eerder hadden we gelezen dat anderen tot wel drie keer meer hadden betaald. Bovendien kregen we voor alle bedragen bonnetjes, wat waarschijnlijk betekent dat we geen smeergeld hebben betaald (althans niet bewust). Ook Inspector Clouseau, die de volle 7 uur bij ons is geweest, hield aan het eind van de dag niet zijn hand op voor een ’gift’.

We zijn steeds heel vriendelijk geholpen en werden door iedereen welkom geheten in Egypte. Vaak verontschuldigden ze zich voor de procedure, waarbij ze dan lachend vroegen “First time in Egypt and also last time in Egypt?”. Omstanders hebben geen moment vervelend tegen ons gedaan. Afgezien van het lange wachten en de buitengewoon inefficiënte procedure, was de grensovergang geen vervelende ervaring en kon het fluitje zonder problemen in de tanktas blijven.

We nemen afscheid van Inspector Clouseau. Ook hij verontschuldigt zich voor de omslachtige en inefficiënte procedure en heet ons alsnog hartelijk welkom in Egypte. Als we weg willen rijden staat er een politiewagen voor ons klaar die ons zal begeleiden richting Marsa Matrouh, de plaats waar we willen overnachten. Met loeiende sirenes gaan ze ons voor richting de uitgang. Nog geen 100 meter verder worden we alweer tegengehouden. Hoewel de douane en de politie vonden dat we mochten vertrekken, denkt de militaire leiding aan de grens daar iets anders over. Althans, ook zij willen daar kennelijk nog iets over zeggen voordat we echt kunnen vertrekken. Nadat we opnieuw alle documenten hebben laten controleren en ook deze (ogenschijnlijk onnodige) horde is genomen, kunnen we eindelijk echt vertrekken. De politiewagen zet zijn sirene weer aan en met flinke snelheid rijden we dan aan het eind van de middag Egypte in.

De eerste vijf politiecheckpoints waar we komen, hoeven we niet te stoppen. Onze escorte leidt ons langs de lange rijen wachtende auto’s, terwijl vanuit de auto via de luidspreker wordt geschreeuwd dat iedereen aan de kant moet. Dit gaat lekker vlot! Als we na enige tijd op de snelweg richting het oosten rijden, laat de politiewagen ons passeren waarna we met z’n vieren verder rijden.

Na ruim 250km worden we vlak voor Marsa Matrouh verzocht om te stoppen bij een politie checkpoint. De agenten waren duidelijk op de hoogte van onze komst en geven aan dat we vanaf hier weer door de politie worden begeleid naar Marsa Matrouh. Onze escorte is er nog niet, dus we moeten nog even wachten. We worden uitgenodigd bij het kampvuur en getrakteerd op thee, en dat alles midden op één van de belangrijkste snelwegen richting het oosten. Als de theepot leeg is, gaan we weer op pad. Met loeiende sirenes worden we de laatste 20 km begeleid naar het centrum, waar we rond 21:00 uur worden afgezet voor een groot hotel op de boulevard van Marsa Matrouh.

Na een enorm inspannende week in Libië en een lange dag aan de grens, zijn we alle vier uitgeteld als we bij het hotel inchecken. Maar we hebben honger en…..het is oudejaarsavond! Nadat we zijn opgefrist lopen we vol goede moed het centrum in om dat eens flink te gaan vieren. Al snel blijkt echter dat daar niet veel van in komt. Marsa Matrouh is een stad waar vrij veel conservatieve moslims wonen die een andere jaartelling aanhouden en vandaag dus geen oud en nieuw vieren. Daar komt bij dat in de wijde omgeving rondom het hotel geen biertje te vinden is om ons nieuwe jaar in te luiden. Na een snelle burger en een telefoontje naar huis (met een uur tijdverschil) storten we om 00:30 uur alsnog uitgeput, maar trots op dit hoofdstuk in ons avontuur, ons bed in.

Bij de grens mochten we geen foto’s maken, dus helaas geen uitgebreid fotoverslag dit keer.

Afgelegd afstand tot Marsa Matrouh: 5398km

Vorige bericht “Ongekende gastvrijheid” – Volgende bericht “Even bijkomen

| Leonie | AFRIKA, Egypte

9 Reacties (Comments) - Van het kastje naar de muur

  1. Lisette

    Jemigdepemig Leo wat gaaf!! Sorry dat ik zo laat ben, maar ik ben bijgelezen en ik ben digitale groupie vanaf nu! Goeie reis en blijf schrijven…. XX

  2. Kevin

    Hi Guys,
    I’m really glad ye enjoyed Libya and got into egypt safely, enjoy the rest of the ride. If you need help getting from Aswan to Wadi Halfa contact Kamal in Aswan. He’ll guide you through the whole enjoyable process.
    Ride on
    Kev

  3. Arie en Dineke van Ginkel

    Wij zijn de schoonouders van Yvette en na het lezen van jullie verslag aan de Egyptische grens wens ik jullie veel succes met de verdere reis en vind het ook leuk om de verslagen te lezen. Veel sterkte en eens hoop plezier. Groetjes Arie en Dineke van Ginkel

  4. Marian

    Wat een avontuur! Leuk om te lezen! Nog een hele goeie en veilige reis verder. Veel liefs van Peter en Marian

  5. Jan en Mariët

    Als vips begeleid…wauw!!
    Liefs van ons.

  6. joke en janleen boutkam

    Hoi, ik dacht dat de AKZO veel en lastige procedures had maar in Egypte kunnen dat dus nog veel beter. Nog heel veel plezier met jullie avontuur. Joke en Janleen

  7. Gerard van der Kamp

    Aan het eind van jullie reis alle verhalen bundelen en uitgeven als boek. Wordt een bestseller!

  8. Mieke

    Ongelofelijk zo’n dag.

  9. erik

    Jeetje Leonie hebben jullie wel tijd om te reizen je maakt zulke lange (zeker mooie) verslagen. XXX